ECLI:NL:GHARL:2016:2749

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
200.162.335/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang tussen een vader en zijn minderjarige kind voor de duur van negen maanden, met nadruk op de noodzaak van persoonlijke ontwikkeling en therapie voor beide ouders.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het recht op omgang tussen een vader en zijn minderjarige kind. De moeder, die op een geheim adres woont, heeft in het principaal hoger beroep verzocht om omgangsrecht voor de vader te ontzeggen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks eerdere tussenbeschikkingen, niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Dit heeft geleid tot ernstige communicatieproblemen, die de emotionele en mentale gezondheid van de moeder negatief beïnvloeden. De deskundige heeft geadviseerd dat de moeder EMDR-therapie ondergaat en dat de vader psychotherapie moet volgen om zijn communicatieve vaardigheden te verbeteren.

Het hof heeft geconcludeerd dat omgang tussen de vader en het kind op dit moment schadelijk zou zijn voor het welzijn van het kind. De moeder is te kwetsbaar en heeft onvoldoende draagkracht om omgang toe te staan, gezien haar angst voor de vader en de impact van hun communicatieproblemen. Het hof heeft daarom besloten om het recht op omgang voor de vader voor de duur van negen maanden te ontzeggen, met de verwachting dat beide ouders in deze periode aan hun persoonlijke problematiek werken. Na deze periode zal er een evaluatie plaatsvinden om te bepalen of en hoe omgang kan worden opgestart, met inachtneming van de voortgang van de therapieën en de ontwikkeling van de communicatie tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.162.335/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/137322/FA RK 12-2399)
beschikking van de familiekamer van 29 maart 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.C. Lich, kantoorhoudend te Haren,
tegen
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. Y. Schippers, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op 4 juni 2015 en 25 juni 2015 tussenbeschikkingen gegeven.
1.2
Ter griffie van het hof is op 16 november 2015 binnengekomen een eindrapportage deskundigenonderzoek van drs. [B] en op 23 december 2015 een journaalbericht met bijlagen van 23 december 2015 van mr. Lich.
1.3
Op 29 februari 2016 is de mondelinge behandeling voortgezet. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Mr. Lich en mr. Schippers hebben ieder het woord gevoerd mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitnotities.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 25 juni 2015, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof een deskundigenonderzoek gelast en drs. [B] als deskundige benoemd om de ouders van [de minderjarige] tot een heroriëntatie op hun ouderschap na scheiding te laten komen.
2.3
Uit de eindrapportage van de deskundige volgt dat de ouders beiden de oorzaak van de communicatieproblemen volledig bij de ander neerleggen. Situaties die in het verleden tussen de ouders hebben plaatsgevonden, worden door hen beiden volstrekt anders geïnterpreteerd. De communicatie tussen de ouders is zeer gericht op het overtuigen van de ander van zijn of haar gelijk. Het lukt de ouders niet dit los te laten en aan te sluiten op wat de ander heeft verklaard. De meningen van de ouders blijven zeer uiteenlopen. Zij vinden het frustrerend dat het niet lukt de ander te overtuigen van de eigen zienswijze en gaan beiden uiteindelijk over op stemverheffing. De vader gaat slechts summier in op de visie van de moeder en merkt vaak op dat ‘voor hem hetzelfde geldt maar dan omgekeerd’. Hij gaat niet in op de emoties van de moeder en is niet in staat te de-escaleren, de moeder gerust te stellen en haar bezorgdheid over het welzijn van [de minderjarige] te verminderen. Beiden lijken enkel vanuit hun eigen perspectief richting de ander te communiceren. De deskundige acht de kans reëel dat er problemen zullen ontstaan indien de gevoelens van frustratie en onmacht bij de ouders tijdens een discussie oplopen en de een zich uit het gesprek wil terugtrekken terwijl de ander juist een gesprek wil forceren. De omstandigheid dat de moeder is getraumatiseerd doet de kans op escalatie toenemen. Volgens de moeder is haar angst veroorzaakt door het gedrag van de vader. Een extra complicerende factor is dat de moeder aan diabetes type 1 lijdt, welke ziekte haar eveneens uit evenwicht kan brengen. Regelmatige confrontaties met de vader kunnen de moeder in een langdurige staat van stress en disbalans brengen in het geval de communicatie tussen hen niet verbetert.
kan door de discussies en escalaties verstrikt raken, en bij de ouders veroorzaakt het veel stress. Bij de moeder leidt dit tot fysiek ontregeld raken met negatieve gevolgen voor [de minderjarige] .
2.4
De deskundige adviseert de moeder een EMDR-behandeling aan te gaan, aangezien hierdoor haar gevoelens van angst minder heftig zullen zijn, hetgeen ertoe kan leiden dat zij minder druk op de communicatie tussen de ouders zal leggen. Naast EMDR-behandeling kan haar belastbaarheid bovendien worden vergroot door verdere psychotherapeutische behandeling, welke tevens dient te zijn gericht op de communicatie tussen de ouders. De deskundige acht het voor de vader raadzaam psychotherapie te ondergaan om zich onder andere beter te kunnen inleven in de ander en handvatten te ontvangen om de onderlinge communicatie meer ontspannen te laten verlopen. In het geval de psychotherapeut tijdens de behandeling vermoedens heeft van onderliggende persoonlijkheidsproblematiek bij de vader, kan dit door de psychotherapeut worden onderzocht. Om de onderlinge communicatie te verbeteren acht de deskundige het noodzakelijk dat de psychotherapeut de ouders tevens een aantal keren gezamenlijk uitnodigt, zodat het voor de psychotherapeut duidelijk wordt waar de communicatie misloopt en deze de ouders hierover advies kan geven. Voorts is innerlijke motivatie, zelfinzicht en het onderkennen van het eigen aandeel in de miscommunicatie van belang om duurzaam verbetering in de communicatie te kunnen bewerkstelligen. Indien aan het vorenstaande wordt voldaan, zal er volgens de deskundige enige ruimte kunnen ontstaan voor omgang tussen de vader en [de minderjarige] en kan dit op voorzichtige wijze worden opgebouwd.
2.5
Het hof overweegt als volgt. Hoewel voorop staat dat een niet-verzorgende ouder het recht heeft op een omgangsregeling met haar of zijn kind, zal een omgangsregeling onder de gegeven omstandigheden een negatieve invloed hebben op het welzijn van [de minderjarige] , ook bij een beperkte omvang, op een neutrale plek en onder begeleiding. Duidelijk is dat de ouders nog steeds niet, althans onvoldoende, in staat zijn om met elkaar te communiceren en daardoor niet in staat zijn om [de minderjarige] onbelast contact met haar beide ouders te laten hebben. Wat er verder ook zij van het feit dat de moeder zich de afgelopen tijd niet heeft laten behandelen voor haar angsten, zij is thans te kwetsbaar en heeft te weinig draagkracht om omgang tussen de vader en [de minderjarige] te kunnen laten plaatsvinden. Vanwege haar grote angst voor onveiligheid van [de minderjarige] bij de vader ervaart zij veel stress en spanning, hetgeen haar gezondheid en functioneren negatief beïnvloedt. Omgang tussen de vader en [de minderjarige] zal de stress en spanning doen toenemen, hetgeen een negatieve weerslag op [de minderjarige] zal hebben. Ter zitting is naar voren gekomen dat er sprake is van meervoudige traumaproblematiek bij de moeder en dat zij hiervoor de komende periode een EMDR-therapie zal ondergaan. De moeder heeft recentelijk een intakegesprek gehad met de psychotherapeut die haar voor haar trauma's zal behandelen.
2.6
Voorts is naar voren gekomen dat de vader nog geen concrete stappen heeft gezet om in het belang van [de minderjarige] te werken aan contactherstel, te weten het verbeteren van de onderlinge communicatie en het verminderen van de angst en stress bij de moeder, door hiervoor in behandeling te gaan bij een onafhankelijke psychotherapeut en een nadere verklaring over te leggen dat bij hem geen sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Dit ondanks dat hem dit reeds verschillende keren is geadviseerd. De vader heeft nog geen, althans onvoldoende, inzicht laten zien in zijn eigen rol in het geheel en onvoldoende begrip getoond voor de positie en de gevoelens van de moeder, hetgeen een negatieve invloed heeft op de onderlinge communicatie en haar stressniveau. Hij bagatelliseert de angst van de moeder. Dat de vader zich niet tot een (onafhankelijke) psychotherapeut heeft gewend omdat hij daartoe zelf geen noodzaak heeft gezien, zoals hij heeft aangevoerd, draagt niet bij aan het herstel van het vertrouwen van de moeder.
2.7
Op grond van het vorenstaande kan het hof niet tot een andere conclusie komen dan dat iedere vorm van omgang op dit moment het hulpverleningstraject van de moeder zou frustreren en mede daarom ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] . Dit maakt bovendien dat de omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van [de minderjarige] .
2.8
Om de moeder de ruimte te geven zoveel mogelijk in rust met haar forse problematiek aan de slag te gaan, zal het hof de vader het recht op omgang met [de minderjarige] ontzeggen voor de duur van negen maanden. Het hof verwacht voorts van de moeder dat zij na de EMDR-therapie nadere behandeling zal aangaan, mede gericht op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders. Daarnaast verwacht het hof van de vader dat hij de komende periode benut om gesprekken te voeren met een onafhankelijke psychotherapeut buiten zijn kennissenkring, waarbij de inleving van de vader in de situatie c.q. belevingswereld van de moeder centraal staat en de vader handreikingen ontvangt om vanuit zijn zijde de communicatie tussen de ouders meer ontspannen te laten verlopen. Bij vermoedens van persoonlijkheidsproblematiek gaat het hof ervan uit dat de psychotherapeut dit nader zal onderzoeken, zoals de deskundige ook heeft geadviseerd. Het hof acht het van belang dat de ouders elkaar uiterlijk 1 januari 2017 een rapport van hun psychotherapeut over (de stand van zaken ten aanzien van) de behandeling verstrekken.
2.9
Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat de ouders na afloop van de periode waarin de omgang is ontzegd een traject aangaan bij het omgangscentrum of een soortgelijke hulpverlenende instantie waarbij omgang tussen de vader en [de minderjarige] zal worden opgestart, ervan uitgaande dat uit het psychologisch rapport ten aanzien van de vader geen persoonlijkheidsstoornis dan wel andere zwaarwegende (persoonlijkheids)problematiek naar voren komt die zich tegen veilige omgang tussen de vader en [de minderjarige] verzet. Weliswaar heeft de moeder aangevoerd dat zij, alvorens enige vorm van omgang kan worden opgestart, eerst haar traumaproblematiek volledig dient te hebben verwerkt en dat dit thans niet in tijd is uit te drukken, maar alles afwegende acht het hof het na een periode van negen maanden in het belang van [de minderjarige] dat - rekening houdend met de problematiek van de moeder - op een voorzichtige wijze en met een lage frequentie begeleide omgang zal worden opgestart, indien daartoe geen ernstige contra-indicaties bestaan. Het is in het belang van [de minderjarige] dat zij de vader leert kennen en dat zij een band met elkaar kunnen opbouwen. Mede gelet op de leeftijd van [de minderjarige] is contact met de vader belangrijk voor haar identiteitsvorming en verdere ontwikkeling.
Het hof gaat ervan uit dat de problematiek van de moeder en de communicatie vanuit de vader jegens de moeder alsdan dusdanig is verbeterd dat begeleide omgang met een lage frequentie mogelijk is zonder dat dit ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] dan wel in strijd is met haar zwaarwegende belangen.
2.1
De ouders dienen zich in de eerste week van januari 2017 te wenden tot het omgangscentrum - of een soortgelijk hulpverleningsinstantie - om concrete afspraken te maken over het opstarten van begeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] . Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat gedurende een half jaar twee uren per maand omgang plaatsvindt. Het hof verwacht dat de ouders met behulp van een traject bij het omgangscentrum of een soortgelijk hulpverleningstraject tussen 1 januari 2017 en 1 februari 2017 tot afspraken komen ten aanzien van de omgang tussen de vader en [de minderjarige] , zodat vanaf 1 februari 2017 omgang kan worden opgestart. Vanaf 1 augustus 2017 zou de omgang op advies van het omgangscentrum - afhankelijk van de ontwikkelingen die zullen plaatsvinden - kunnen worden uitgebreid.
2.11
Gelet op het voorgaande zal het hof het recht op omgang tussen de vader en [de minderjarige] ontzeggen voor de duur van negen maanden en bepalen dat de vader en [de minderjarige] met ingang van 1 februari 2017 eenmaal per maand gedurende twee uren per week onder begeleiding van het omgangscentrum of een soortgelijke instantie - evenwel geen vrijwillige instantie als [C] - omgang met elkaar zullen hebben. Indien ernstige contra-indicaties voor omgang naar voren komen, ligt het op de weg van de moeder om bij de rechtbank een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling in te dienen.
2.12
De vader heeft voorts verzocht de moeder te verplichten om hem maandelijks, op de eerste dag van de maand, informatie over [de minderjarige] te geven en hem zo nu en dan een foto van [de minderjarige] te verstrekken. Nu de moeder hiertegen onvoldoende heeft ingebracht, zal het hof bepalen als hierna vermeld.
2.13
Anders dan de vader heeft verzocht, acht het hof het opleggen van een dwangsom in de huidige situatie niet in het belang van [de minderjarige] .

3.De slotsom

3.1
Gelet op het voorgaande zal het hof - om redenen van doelmatigheid - de bestreden beschikking in zijn geheel vernietigen en beslissen als hierna vermeld.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 7 oktober 2014;
ontzegt de vader het recht op omgang met de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2011, voor de duur van negen maanden, tot 1 januari 2017;
bepaalt dat tussen de vader en [de minderjarige] met ingang van 1 februari 2017 eenmaal per maand gedurende twee uren begeleide omgang zal plaatsvinden middels een traject bij het omgangscentrum of een soortgelijk hulpverleningstraject;
bepaalt dat de moeder de vader maandelijks, op de eerste dag van de maand, informatie over [de minderjarige] zal geven en hem elke drie maanden een recente foto van [de minderjarige] zal verstrekken;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, mr. J.D.S.L. Bosch en
mr. J.G. Idsardi en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 29 maart 2016 in bijzijn van de griffier.