ECLI:NL:GHARL:2016:2750

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
200.181.353/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot overleggen van stukken in echtscheidings- en boedelverdelingsprocedure

In deze zaak gaat het om een verzoek in het kader van een lopende echtscheidings- en boedelverdelingsprocedure. De appellant, de man, heeft een verzoek ingediend om bepaalde stukken over te leggen, zoals opgelegd door de rechtbank in een eerdere beschikking. De rechtbank Midden-Nederland had op 17 augustus 2015 een beschikking gegeven waarin de man werd veroordeeld om een aantal bescheiden bij brief over te leggen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat de beschikking van de rechtbank een tussenbeschikking betreft, wat betekent dat er geen einduitspraak is gedaan over de rechtsvordering. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep, aangezien dit aspect ambtshalve door het hof moet worden getoetst. De beslissing van het hof houdt in dat de man en de vrouw binnen respectievelijk twee en vier weken de gelegenheid krijgen om hun standpunten te verduidelijken. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat partijen hun uitlatingen hebben gedaan. Deze beschikking is gegeven op 29 maart 2016 en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.181.353/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/16/353971/FL RK 13-2295)
beschikking van de familiekamer van 29 maart 2016
inzake
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. E. Taș, kantoorhoudend te Deventer,
en
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B. Anik, kantoorhoudend te Hilversum.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 17 augustus 2015.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 15 november 2015;
- journaalberichten van mr. Taș van 6 januari 2016 en 11 februari 2016 met bijlagen;
- het verweerschrift, ingekomen op 18 februari 2016.

3. De ambtshalve beoordeling door het hof van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank - kort gezegd - onder meer de man, in het kader van een door de vrouw gedaan verzoek ex artikel 843a Rv., veroordeeld om een aantal met name in de beschikking genoemde bescheiden bij brief over te leggen, enkele beslissingen gegeven over de wijze waarop dient te worden voortgeprocedeerd, en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.2
Een beschikking met een inhoud als de thans beroepen beschikking is een tussenbeschikking. Er wordt immers niet in een uitdrukkelijk dictum een einde gemaakt aan het geding omtrent enig deel van de rechtsvordering, maar het is een beslissing inzake een incident dat ziet op de voortgang en instructie van de zaak. Het verzoek ex artikel 843a Rv. is niet in een afzonderlijke procedure gedaan, maar in de lopende echtscheidings- c.q. boedelverdelingsprocedure. Alleen wanneer een dergelijk verzoek in een afzonderlijke procedure wordt gedaan is de toe- of afwijzing ervan een einduitspraak. Ingevolge artikel 358 lid 4 Rv. kan van een tussenbeschikking alleen tegelijk met dat van de eindbeschikking hoger beroep worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald.
3.3
Geen van partijen heeft zich over dit aspect van de zaak, dat het hof ambtshalve moet toetsen, uitgelaten. Alvorens te beslissen zal het hof partijen dan ook in de gelegenheid stellen - mede nu tot nu toe nog geen mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden - zich hierover uit te laten, alsmede over de vraag of zij de kwestie van de ontvankelijkheid in een mondelinge behandeling wensen toe te lichten.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
stelt de man in de gelegenheid zich
binnen twee weken na hedenuit te laten zoals in overweging 3.3 hierboven bedoeld;
stelt de vrouw in de gelegenheid zich
binnen vier weken na hedenuit te laten zoals in overweging 3.3 hierboven bedoeld, alsmede te reageren op de uitlating van de man;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. G.M. van der Meer en
mr. G. Jonkman en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 29 maart 2016 in bijzijn van de griffier.