ECLI:NL:GHARL:2016:2789

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
WAHV 200.168.191
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie en proceskostenvergoeding in samenhangende WAHV-zaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 18 februari 2015. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan [betrokkene] B.V. voor overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarop de gemachtigde hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 24 maart 2016 was de gemachtigde niet aanwezig, maar de advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat het administratief beroepschrift geen gronden bevatte en dat de officier van justitie de gemachtigde niet de gelegenheid heeft gegeven om dit verzuim te herstellen, wat in strijd is met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard.

Het hof heeft vervolgens beoordeeld of de sanctie terecht was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 174,- ontvangen voor een snelheidsovertreding op 26 maart 2014. De gemachtigde betwistte dat de bestuurder op de hoogte was van de geldende maximumsnelheid, omdat de bebording ontbrak. Het hof concludeerde dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat de gedraging had plaatsgevonden, en vernietigde daarom de inleidende beschikking.

Daarnaast heeft het hof de proceskostenvergoeding vastgesteld in samenhang met andere zaken, waarbij het hof een extra wegingsfactor toepaste. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 1470,-, die de advocaat-generaal moest vergoeden aan de betrokkene. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de sanctie opgelegd aan de betrokkene vernietigd.

Uitspraak

WAHV 200.168.191
7 april 2016
CJIB 180575637
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 18 februari 2015
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudend te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 24 maart 2016. Namens de betrokkene is niemand verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [D] .

Beoordeling

1. De gemachtigde voert aan dat de officier van justitie hem een termijn had moeten geven om een verzuim in het beroepschrift, te weten het ontbreken van gronden, te herstellen. Nu de officier van justitie dit heeft nagelaten, had de kantonrechter de beslissing op het administratieve beroep niet in stand mogen laten.
2. Het administratieve beroepschrift houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Cliënt(e) is het niet eens met de opgelegde sanctie en stelt daartegen hierbij administratief beroep in. Administratief beroep wordt vaak ingesteld omdat men het niet eens is met de beschikking, omdat men vindt dat er geen verkeersregel is overtreden of omdat de sanctie moet worden gematigd vanwege bijzondere omstandigheden. Namens cliënt(e) zal ik bepalen welke gronden ik – nadat u mij daartoe gelegenheid heeft gegeven – zal aanvoeren.”
3. In artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een bezwaar- of beroepschrift – onder meer – gronden dient te bevatten. Uit artikel 6:6 van de Awb volgt dat de indiener van een beroepschrift in de gelegenheid moet worden gesteld een eventueel verzuim te herstellen.
4. Het hof constateert dat het administratief beroepschrift geen gronden bevat. De officier van justitie heeft de gemachtigde geen termijn gegeven om dit verzuim te herstellen. Het beroep is bij beslissing van 21 juni 2014 ongegrond verklaard.
5. Door de gemachtigde niet de gelegenheid te geven het verzuim in het beroepschrift te herstellen, heeft de officier van justitie niet gehandeld conform het bepaalde in artikel 6:6 Awb. De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie dan ook niet in stand mogen laten. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had moeten doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing vernietigen.
6. Het hof heeft nu te beoordelen of aan de betrokkene terecht een sanctie is opgelegd.
7. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 174,- opgelegd ter zake van “overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 15 km/u”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 maart 2014 om 06:51 uur op de Hoge Rijndijk te Nieuwerbrug aan den Rijn met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
8. De gemachtigde betwist niet dat de bestuurder van het voertuig (hierna: de bestuurder) met de geconstateerde snelheid heeft gereden. Hij heeft echter gedurende de procedure aangevoerd dat bestuurder niet op de hoogte kon zijn van de ter plaatse geldende verlaagde maximumsnelheid, nu de bebording die deze snelheid aan zou moeten geven ten tijde van de vermeende gedraging ontbrak.
9. Het hof stelt voorop dat in WAHV-zaken de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag biedt voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
10. In het aanvullend proces-verbaal d.d. 28 september 2015 geeft de verbalisant aan dat verkeer dat vanuit de rijrichting van de betrokkene Nieuwerbrug binnenrijdt, een plaatsnaambord met daaronder een bord A1: '50 km/u' passeert. Vervolgens staat, aldus de verbalisant, op de kruising van de Korte Waarder en de Burgemeester Bruntstraat - een kruising die de betrokkene moet zijn gepasseerd - een bord met: '30 km/u, zone'.
De verbalisant verklaart dat hij voorafgaand aan de door hem gehouden snelheidscontroles telkens heeft geverifieerd of de bebording aanwezig is. De verbalisant heeft een foto bijgevoegd van voornoemde kruising, waarop een tweetal borden met '30 km/u, zone' zichtbaar is. De foto komt van Google Streetview en dateert volgens het bijschrift uit 2009.
11. De gemachtigde betwist dat zich ten tijde van de gedraging een bord met '30 km/u, zone' op de kruising van de Korte Waarder en de Burgemeester Bruntstraat bevond. Op foto's die de gemachtigde in juni 2014 – minder dan drie maanden na de gedraging – naar de CVOM heeft gestuurd en die zich bij de stukken bevinden, staan deze borden niet. Op een andere foto die de gemachtigde heeft ingestuurd, is te zien dat op de kruising Burgemeester Bruntstraat - Hoge Rijndijk, welke de betrokkene eveneens is gepasseerd, wel een bord met '30 km/u' staat, dat echter gericht is aan links afslaand verkeer. De gemachtigde betoogt dat dit bord impliceert dat voor rechts afslaande weggebruikers, zoals de bestuurder, de binnen de bebouwde kom gebruikelijke maximumsnelheid van 50 km/u van toepassing is.
12. Het hof is van oordeel dat, gelet op de foto’s van de kruising Korte Waarder - Burgemeester Bruntstraat die de gemachtigde kort na de vermeende gedraging heeft ingestuurd, niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat zich ten tijde van de gedraging een bord A1: '30 km/u' op die kruising bevond. Verder stelt het hof vast dat er, blijkens een door de gemachtigde ingestuurde foto, op de kruising Burgemeester Bruntstraat - Hoge Rijndijk op enig moment een bord A1: '30 km/u' heeft gestaan. Gelet op de positionering ervan was dit bord gericht op links afslaand verkeer. Niet uit te sluiten valt dat dit bord ook ten tijde van de gedraging op deze plek heeft gestaan. Weggebruikers die – zoals de bestuurder – op dit kruispunt rechtsaf sloegen, hebben op basis van dit verkeersbord redelijkerwijs kunnen concluderen dat voor hen de verlaagde maximumsnelheid niet van toepassing was.
13. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Het hof zal de inleidende beschikking daarom vernietigen.
14. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair bepaald per proceshandeling. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe.
14. De gemachtigde heeft namens deze en vier andere betrokkenen hoger beroep ingesteld tegen in totaal zeven beslissingen van de kantonrechter van 18 februari 2015. Naast de onderhavige zaak betreft het de zaken met de WAHV-nummers 200.168.193, 200.168.184, 200.168.198, 200.168.228, 200.168.231 en 200.168.182.
16. Gelet op de inhoudelijke overeenkomsten in zowel de sanctiebeschikkingen als in de gevoerde verweren, de gelijktijdigheid van behandeling door de kantonrechter en het feit dat in alle zaken dezelfde gemachtigde optreedt, merkt het hof voornoemde zaken aan als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
In de bijlage van het Bpb wordt in het geval van vier of meer samenhangende zaken een extra wegingsfactor van 1,5 voorgeschreven. Het hof past deze wegingsfactor in de samenhangende zaken toe en zal de proceskostenveroordeling met betrekking tot alle zeven zaken in de onderhavige zaak toekennen.
17. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een administratief beroepschrift, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, het bijwonen van de zitting van de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Zowel aan het indienen van een beroepschrift als aan het bijwonen van een zitting dient telkens één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1470,- (= 4 x € 490,- x 0,5 * 1,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie d.d. 21 juni 2014 gegrond;
vernietigt voornoemde beslissing van de officier van justitie alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 180575637 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1470,- te betalen op bankrekeningnummer [00000] ten name van [E] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.