Uitspraak
[appellant],
de Stichting,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
[getuige E] , [getuige A] , [getuige B] , [getuige C] en [getuige D] als getuige doen horen. Het hof stelt voorop dat de beperking van de bewijskracht van de partijgetuigenverklaring, zoals verwoord in artikel 164 lid 2, Rv alleen geldt voor feiten waarvoor die partij de bewijslast draagt. Heeft de verklaring betrekking op feiten waarvan de wederpartij de bewijslast heeft, zoals in deze zaak, dan herneemt de hoofdregel van artikel 152 lid 2 RV haar gelding en kan de rechter zowel bewijs in het voordeel als in het nadeel van de verklarende partij aan haar verklaringen ontlenen.
"U vraagt mij of ik € 1.000,- contant heb ontvangen van [appellant] . Ik heb op geen enkele manier € 1.000,- ontvangen van [appellant] . Niet contant, niet op mijn bankrekening, niet in gedeeltes en niet in een andere vorm zoals bloemen of wijn."
Vergoedingen aan personeelsleden en vrijwilligers zijn bij de vergadering niet aan de orde gesteld of het is mij ontschoten."
"Ik ben penningmeester bij de Stichting Zwembad Hoogkerk sinds januari 2010. (…) Op het moment dat ik aantrad kreeg ik de beschikking over de financiële stukken voor zover die in beslag waren genomen en aanwezig. De financiële stukken waren niet compleet. (…) U vraagt mij heel specifiek naar de betaling van € 1.000,- die contant zou zijn betaald aan [X] . Er zijn geen boekingen aangetroffen. De contante geldstromen werden in het geheel niet geregistreerd. Er was zelfs geen kasboek terwijl dat toch verplicht is als je een onderneming runt. Ook een kwitantieboekje is niet aanwezig. Ik trek daaruit de gevolgtrekking dat die contante betaling van € 1.000,- niet heeft plaatsgevonden en ik bedoel daarmee dat die betaling niet bewijsbaar is."
: "Ik ben eind 1999 tot het bestuur van de stichting toegetreden. Ik heb vrijwel alle bestuursvergaderingen bijgewoond. U vraagt mij specifiek naar een betaling van € 1000 euro contant aan [X] . Ik weet daar niets van, is nooit besproken, is nooit aan de orde geweest. U vraagt mij of er wel contante betalingen aan vrijwilligers werden gedaan. Nee dat gebeurde niet. Er werden ook geen vergoedingen aan bestuursleden verstrekt. Voor 2006 heb ik één keer een vergoeding van 100 euro ontvangen van de stichting op mijn bankrekening als vrijwilligersvergoeding. Ik heb dit teruggestort als gift (…) U vraagt mij welke vergoedingen [X] ontving. Ik weet dat hij als badmeester en plusminus voor 8 uur voor onderhoud aan de tuin als werknemer werd betaald dus in loondienst."
U vraagt mij of ik ooit heb gehoord dat [X] 1000 euro zou hebben ontvangen voor zijn werkzaamheden. Ik heb daar nooit iets van vernomen.
Ik ben van ongeveer 1 januari 2001 tot 1 maart 2007 bestuurslid geweest van de stichting. Ik werd ongeveer een jaar na mijn aantreden voorzitter. We hebben in die periode dat ik in het bestuur zat nooit vergoedingen in contanten aan vrijwilligers en bestuursleden betaald. Na aanleiding van het feit dat we de vergaderingen bij de mensen thuis gingen houden, hebben we besloten de aan de bestuursleden een bedrag van 100 euro per jaar te verstrekken. [appellant] kreeg 200 euro omdat hij wat meer onderweg was. Deze bedragen zijn ongeveer twee a drie jaar uitbetaald en daarna niet meer. In ieder geval niet aan mij. Dit bestuursbesluit is nooit meer ingetrokken maar de bedragen werden niet meer uitbetaald. In ieder geval niet meer aan mij. (…) Of [X] in 2008 1.000 euro heeft ontvangen daar kan ik niet over verklaren. Dat was na mijn tijd."
: "(…)U vraagt mij hoe [X] werd betaald. [X] kreeg betaald via het Huis van de Sport. Hij kreeg betaald voor de uren als toezichthouder en de uren die hij maakte in het kader van de voorbereidingen en het nawerk van de seizoensopeningen. Dat laatste werd betaald doordat hij eerder in dienst kwam en later uit dienst kwam dan de opening van het zwembad. [X] werd op die manier betaald, de andere vrijwilligers niet en naar mijn weten [appellant] ook niet. Ik weet niets van contante betalingen aan [X] . U houdt mij de verklaring voor die ik bij de RC in 2010 heb afgelegd. Ik heb toen verklaard dat [X] laatst tegen mij heeft gezegd dat hij contante betalingen heeft ontvangen. Ik weet dat werkelijk niet meer. Ik weet niets van een computer die [X] voor zijn werkzaamheden zou hebben ontvangen.(…)"
"(…) In 2004 heb ik twee keer 1.250 euro contant aan [Y] betaald. In 2003 is [Y] failliet verklaard. Ik heb toen in het bestuur besproken hoe wij dit zouden moeten aanpakken met betrekking tot het zomer klaar maken van het zwembad. Ik heb met [F] van [Y] gesproken en [G] (planning). Zij wilden wel komen maar wilden ook een contante betaling ontvangen. Ik heb dat in het bestuur besproken en hoewel het ongebruikelijk was hebben wij besloten om [Y] contant te betalen. Ik heb 1.250 euro aan de monteur van [Y] betaald. Bij het begin van het vullen van het zwembad en bij een tweede sessie kort daarna nogmaals 1.250 euro."
"(…) [Y] is volgens mij twee keer failliet geweest. Ik dacht in 2006 en 2009 maar ik kan er ook wat naast zitten. Ook in die periodes verrichtten zij het onderhoud. Ik heb voordat deze procedure speelde nooit gehoord dat er twee keer € 1.250,- contant zou zijn betaald aan een werknemer van [Y] . Ik heb gesproken met ene [G] van [Y] en de achternaam weet ik niet. Hij was degene die in 2004 en 2005 het onderhoud verrichtte. Ik heb hem gevraagd of hij iets wist van contante betalingen in die periode. Hij vertelde mij dat het ongebruikelijk was dat iemand van [Y] op karwei contante betalingen ontving. Hij heeft nog gekeken maar er waren geen stukken meer over de desbetreffende periodes.
"(…)U vraagt mij specifiek naar de betalingen aan [Y] . Ik kan mij herinneren dat [appellant] op een gegeven moment meldde dat [Y] failliet was. Ik kan mij totaal niet herinneren wat er na die mededeling is gebeurd. Ik kan mij niet herinneren dat het in de bestuursvergadering is besproken. Ik weet er niets meer van."
"(…)Met betrekking tot de telefoondeclaraties heb ik omstreeks 1996 1997 aan de andere bestuursleden aangegeven dat er teveel tijd in mijn werkzaamheden voor de stichting ging zitten en dat dit ten koste van mijn gezin ging. Het bestuur heeft aangegeven dat ik daarvoor een vergoeding mocht hebben. Het bestuur gaf aan dat ik een ruime telefoonkostenvergoeding mocht indienen om zowel mijn telefoonkosten als mijn inkomstenderving te compenseren. Er zijn geen notulen uit die periode maar [getuige A] weet hier nog wel van. U houdt mij voor dat ik nadien ook op andere wijze mijn werkzaamheden voor de stichting ging declareren. Dat waren vergoedingen voor andere werkzaamheden. De telefoonvergoeding zag op werkzaamheden zoals het verwerven van de subsidie en de oplossing van die problematiek hier omtrent die ik ben blijven doen en waarvoor ik ben in de periode na 1997 even hard ben blijven werken als daarvoor. Ik heb in totaal een bedrag van ruim 12.000 euro aan telefoonkosten gedeclareerd. Ik kopieerde mijn telefoonrekeningen. Ik gaf aan welk bedrag ik daarvan in rekening bracht en deed deze in de administratie. (…) In de bestuursvergaderingen zijn de telefoon en andere facturen niet besproken maar dat gold ook voor de andere rekeningen. Gelet op de hoogte van het bedrag aan de telefoonkosten per jaar zo rond de 2.000 euro hadden de bestuursleden kunnen begrijpen dat dit bedrag niet alleen zag op de hoogte van de vaste telefoonaansluiting op het zwembad die maar vier maanden per jaar open was. (…) het bestuur op verschillende wijze op de hoogte had kunnen zijn op het feit dat ik mijn telefoonkosten declareerde. Het is opgenomen onder de jaarrekening onder telefoonkosten. Het staat in de kolommenbalansen die ik periodiek aan de bestuursleden verstrekte en sinds eind 2006 ook in de online administratie."
"Tijdens de vergaderingen zijn telefoonkosten nooit aan de orde geweest. Ook buiten de vergaderingen werd tussen de vrijwilligers niet gesproken over telefoonkosten. Ik wist wel dat [appellant] een mobiele telefoon had maar ik wist niet beter dat dat zijn eigen privé telefoon was. Volgens mij heeft geen van de vrijwilligers een telefoon op kosten van het zwembad. Ik heb zelf nooit iets vergoed gehad met betrekking tot telefoonkosten. Als ik belde voor het zwembad deed ik dat uit eigen zak. U vraagt mij of toen deze zaak aan het rollen raakte ik toen iets heb gehoord over de vergoeding van telefoonkosten. Ik kan alleen maar verklaren dat niemand zich iets kon herinneren van een vergoeding van telefoonkosten aan [appellant] .(…)Ik kan mij niet herinneren dat er ooit telefoonnota’s van [appellant] of VXO zijn besproken tijdens de vergaderingen of daarbuiten."
"dat ik nooit in het bestuur heb gehoord dat er in het verleden een cultuur heeft bestaan van het geven van vergoedingen.(…) Ik heb niets in de administratie aangetroffen wat duidt op een afspraak voor een vergoeding van telefoonkosten van [appellant] . Geen bestuursbesluit, geen notulen of iets dergelijks. Ik heb natuurlijk wel in het dossier gelezen wat daarover is verklaard."
"U houdt mij voor dat ik bij de rechter commissaris strafzaken heb verklaard dat ik in oude notulen heb gelezen dat [appellant] om een vergoeding heeft gevraagd van inkomsten derven. Ik kan mij alleen maar herinneren dat er toen iets is gezegd dat hij redelijke telefoonkosten in rekening mocht brengen. Er is later nooit bij mijn weten in het bestuur een besluit genomen dat er een limiet aan deze telefoonkosten of een beëindiging van deze vergoeding moest komen. Ik merk op dat die mensen die in het bestuur zaten ook allemaal later zijn gekomen en deze afspraak niet kenden.(…) In alle vergaderingen zijn er volgens mij nooit nota’s van [appellant] besproken. Ook over de telefoondeclaraties van [appellant] is nooit gesproken. Ik kan mij daar niets over herinneren. Als het aan de orde zou zijn gekomen dat [appellant] ongeveer 180 euro per maand declareerde zou ik dat redelijk veel hebben gevonden. Maar ik heb geen eigen zaak dus ik heb daar geen weten van. Ik heb geen idee wat een abonnement op een mobiele telefoon kost. Ik wist trouwens ook niet dat het om een mobiel abonnement ging want dat was in die tijd minder gebruikelijk.(…)
"(…) In de vergaderingen die ik heb bijgewoond is er nooit een bestuursbesluit genomen waar een vergoeding aan de bestuursleden is toegekend. Ook op de vergadering op 21 april 2010 is er besluit genomen om geen vergoedingen toe te kennen. Tijdens de bestuursvergaderingen die ik heb bijgewoond werden de financiën altijd uitgebreid besproken maar ik kan mij niet herinneren dat ooit telefoondeclaraties of andere declaraties van [G] [appellant] aan de orde zijn geweest."
U vraagt mij naar de betalingen op telefoondeclaraties van [appellant] . Het enige wat ik daarover kan verklaren is dat ik wist dat [appellant] van de stichting een telefoon had. Ik heb het altijd zo begrepen dat die op naam stond van de stichting.
"Ik ben sinds 2006 bij de stichting betrokken als lid van het bestuur. Ik was in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de zwemactiviteiten in het zwembad. Ik woonde alle vergaderingen sinds 2006 zo veel mogelijk bij.
: "Ik ben algemeen lid van het bestuur van het zwembad sinds december 1999. In de periode dat [appellant] in het bestuur zat heb ik alle vergaderingen bijgewoond. (…) Ik heb ooit gezien in de notulen van voor mijn tijd, ik denk van 1996/1997, dat er een afspraak is gemaakt dat [appellant] mogelijk een vergoeding kon krijgen als hij veel gebeld had voor het zwembad. Het was mij niet bekend dat [appellant] deze vergoeding ook had.U vraagt mij of er een limiet is afgesproken, maar volgens mij niet. [appellant] had alleen een telefoon tot zijn beschikking die op het zwembad stond en hij had geen eigen telefoon van het zwembad dat weet ik heel zeker."Het hof is van oordeel dat uit deze verklaring niet kan worden afgeleid dat [appellant] recht had op een vergoeding voor gederfde inkomsten. Wel kan uit die verklaring worden afgeleid dat mogelijk in 1996/1997 [appellant] een vergoeding heeft gehad voor zijn telefoonkosten, maar niet voor de periode daarna en evenmin voor een eigen telefoonabonnement (laat staan voor die van zijn gezinsleden op kosten van de Stichting). Temeer nu uit de afgelegde verklaringen volgt dat niemand wist dat [appellant] deze abonnementen had en deze ook niet werden besproken tijdens de vergaderingen. [appellant] heeft er dan ook niet op kunnen vertrouwen dat een eventuele toezegging voor het jaar 1996/1997 zich zou uitstrekken over latere jaren. De verklaring van [appellant] , waarin hij aangeeft dat hij een ruime vergoeding mocht vragen en iedereen op de hoogte had kunnen zijn van zijn declaraties acht het hof in het licht van het ontbreken van steun in andere verklaringen en of stukken onvoldoende om het bewijs te ontzenuwen. Nu niet is komen vast te staan dat [appellant] zijn telefoonkosten mocht declareren, stelt het hof vast dat [appellant] in de periode 2003 tot en met 2009 - naast een bedrag van € 4.352,97 - ten onrechte een bedrag van € 8.473,58 aan telefoonkosten en gederfde inkomsten heeft gedeclareerd, nu daaraan geen afspraak ten grondslag ligt en daarmee geen rechtsgrond is gebleken. Het hof verwijst naar r.o. 2.6. van het arrest van 3 februari 2015. De vordering van de Stichting terzake de telefoonkosten ligt voor toewijzing gereed.
(b) € 2.499,-, zijnde een ten onrechte door [appellant] als penningmeester betaalbaar gestelde "salarisdeclaratie" d.d. 7 oktober 2003 over de maanden juli en augustus 2003 met de onjuiste vermelding "Rabo lichtzuil" (arrest 9 september 2014, rov. 6.9 tot en met 6.12)
(c) € 1.980,-, zijnde het totaalbedrag van geldopnames die [appellant] met de pinpas van de Stichting ten behoeve van zichzelf heeft gedaan (arrest 9 september 2014, rov. 6.13 tot en met 6.16);
(d) € 8.473,58, zijnde het restbedrag van de door [appellant] ten onrechte gedeclareerde telefoonkosten (arrest 9 september 2014, rov. 6.21 tot en met 6.24 en hiervoor rov. 2.13);
(e) € 2.285,99, minus het btw gedeelte (19%) te weten € 342,89 = € 1.943,10 zijnde het aankoopbedrag van een Dell computer, die [appellant] in 2003 zonder toestemming voor rekening van de Stichting heeft gekocht ten behoeve van eigen gebruik
€ 7.339,50 aan salaris advocaat conform het liquidatietarief (salaris advocaat: 4,5 punten, tarief IV).
19 januari 2016.