ECLI:NL:GHARL:2016:2966

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
21-001010-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling in Eekhout park in Zwolle met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is beschuldigd van zware mishandeling van het slachtoffer, waarbij hij op 13 september 2014 in Zwolle een gebroken oogkas en gekneusde oogzenuw heeft toegebracht door het slachtoffer meermalen in het gezicht te stompen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 77 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van €2.862,24, vermeerderd met wettelijke rente, en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte, die al een strafblad had, heeft verklaard dat hij zijn leven probeert te beteren, maar heeft ook negatieve urinecontroles gehad. Het hof heeft besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk is, gezien de jonge leeftijd van de verdachte en de mogelijkheid van behandeling in een andere strafzaak. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf is ook toegewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001010-15
Uitspraak d.d.: 15 april 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 5 februari 2015 met parketnummer 08-730518-14 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-730735-13, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- bewezenverklaring van het onder primair tenlastegelegde;
- oplegging van gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van € 5.659,35, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.W.A. Offermanns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 september 2014, in de gemeente [gemeente] , aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde/gebroken oogkas en gekneusde oogzenuw, heeft toegebracht door die [benadeelde] meermalen, in elk geval eenmaal (krachtig) in het gezicht en/althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
subsidiair.
hij op of omstreeks 13 september 2014, in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde] één of meermalen met kracht in het gezicht, althans tegen/op heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair.
hij op of omstreeks 13 september 2014 te [gemeente] [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] één of meermalen (krachtig) in/tegen het gezicht en/althans tegen/op het hoofd te stompen en/of te slaan terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde/gebroken oogkas en gekneusde oogzenuw, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair.
hij op 13 september 2014 in [gemeente] , aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde/gebroken oogkas en gekneusde oogzenuw, heeft toegebracht door die [benadeelde] krachtig in het gezicht te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Hierbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer [benadeelde] met kracht in het gezicht gestompt waardoor hij een gebroken oogkas heeft bekomen. Het slachtoffer maakte een opmerking over een meisje uit Kampen dat hij kende en die dikke billen zou hebben. Dit meisje bleek de zus van verdachte te zijn. Deze opmerking was voor verdachte kennelijk aanleiding om [benadeelde] in het gezicht te slaan. De bewuste opmerking kan naar het oordeel van het hof geen enkele rechtvaardiging vormen voor het gedrag van verdachte. Dit handelen is zeer kwalijk. De gevolgen van de klap zijn verstrekkend. Het slachtoffer ervaart nu, ruim anderhalf jaar nadat het incident heeft plaats gevonden, nog steeds (lichamelijke) klachten en beperkingen tengevolge van dit incident.
Uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 1 maart 2016 blijkt dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van (gewelds)delicten. Dit ondanks de nog jeugdige leeftijd van verdachte.
Gelet op de ernst van het feit en de documentatie van verdachte is in beginsel een forse gevangenisstraf zoals de rechtbank heeft opgelegd, gerechtvaardigd.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf echter ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de verschillende rapporten die over zijn persoon zijn opgemaakt (in de onderhavige en een andere strafzaak van verdachte).
Verdachte is op dit moment gedetineerd in verband met een opgeheven schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak, omdat hij zich niet aan de aan die schorsing verbonden bijzondere voorwaarden heeft gehouden. De reclassering heeft in die zaak geadviseerd tot oplegging van een ISD-maatregel.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij weliswaar negatieve urinecontroles heeft gehad en ook moeite heeft met het onder controle houden van zijn drankgebruik, maar heeft ook benadrukt dat hij op de overige leefgebieden goed op weg is, hij de noodzaak voor behandeling ziet, gemotiveerd is om die behandeling te ondergaan en zich te houden aan het reclasseringstoezicht en de daarbij gestelde voorwaarden.
Namens verdachte heeft zijn raadsman betoogd dat verdachte zijn leven probeert te beteren en dat hij daarbij stappen vooruit maakt, maar soms ook momenten van terugval heeft. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat verdachte als adolescent nog niet volledig ontwikkeld is en de stoornissen waar hij aan lijdt, waaronder ADHD, maar ook de ontwikkelingen in de hiervoor genoemde strafzaak, heeft de raadsman verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van de voorlopige hechtenis te boven gaat.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van het feit niet volstaan kan worden met de oplegging van een gevangenisstraf die de duur van de door verdachte reeds ondergane voorlopige hechtenis niet te boven gaat. Anderzijds stelt het hof vast dat er sprake lijkt te zijn van een belangrijk moment, een keerpunt, in het leven van verdachte. Hoewel hij nog erg jong is, heeft hij al een fors strafblad opgebouwd en is er sprake van meervoudige problematiek op verschillende leefgebieden. Het is aannemelijk dat deze problematiek, zijn stoornissen, de gebrekkige agressieregulatie, en het gegeven dat hij als adolescent nog niet volledig ontwikkeld is, mede van invloed zijn geweest op zijn heftige reactie op de uitlatingen van het slachtoffer. Ter zitting van het hof heeft verdachte ook aangegeven zich te realiseren dat het nu anders moet in zijn leven. Niet alleen verdachte, maar ook de maatschappij is gebaat bij behandeling van verdachte. Hoewel het hof beseft dat het enigszins vooruit loopt op die uitspraak, is bij de strafoplegging ook in ogenschouw genomen dat er mogelijk een ISD-maatregel zal worden opgelegd in de andere strafzaak van verdachte.
Gelet op het bovenstaande acht het hof het niet gewenst dat verdachte in deze zaak terug zou moeten keren naar de gevangenis. Het hof zal daarom boven de detentie die verdachte in deze zaak reeds heeft ondergaan, aan verdachte een taakstraf opleggen. Alles afwegende, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 77 dagen met aftrek van voorarrest in combinatie met een taakstraf voor de duur van 80 uren, thans een passende bestraffing vormt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.659,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is alleen op die onderdelen waarin de benadeelde partij door de rechtbank
niet-ontvankelijk is verklaard, door de verdediging betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.862,24, bestaande uit € 1.612,24 materiële schade en
€ 1.250,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 08-730735-13

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 14 november 2013 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 22c, 22d, 36f, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
77 (zevenenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.862,24 (tweeduizend achthonderdtweeënzestig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 1.612,24 (duizend zeshonderdtwaalf euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.862,24 (tweeduizend achthonderdtweeënzestig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 1.612,24 (duizend zeshonderdtwaalf euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
38 (achtendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 14 november 2013, parketnummer 08-730735-13, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenjeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 15 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.