ECLI:NL:GHARL:2016:3140

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
21-001856-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak in steekincident met (vlinder)mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor een steekincident dat plaatsvond op 11 maart 2013 in Apeldoorn, waarbij hij zijn broer met een (vlinder)mes zou hebben verwond. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing is gekomen. Tijdens de zitting op 25 maart 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.H.T. de Haas.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte opzet had om geweld te gebruiken tegen zijn broer. De getuigenissen van de verdachte en zijn vader waren niet voldoende om het opzet vast te stellen, en er ontbrak een medische verklaring die de aard van de verwondingen kon verduidelijken. De verdachte heeft ontkend opzet te hebben gehad, en de omstandigheden van het incident, waaronder de worsteling met zijn broer, maakten het moeilijk om te concluderen dat er opzet in het spel was.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, en het vonnis van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001856-14
Uitspraak d.d.: 8 april 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 maart 2014 met parketnummer 05-800619-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.H.T. de Haas, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een (vlinder)mes in de buik, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een (vlinder)mes in de buik, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ), met een (vlinder)mes in de buik, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Uit het dossier komt naar voren dat in de ouderlijke woning van verdachte een ruzie is ontstaan tussen verdachte en zijn broer. Op enig moment zijn verdachte en zijn broer (het slachtoffer) tegenover elkaar komen te staan, ieder met een mes in de hand. Naar eigen zeggen van verdachte is er toen een worsteling ontstaan waarbij verdachte en zijn broer, ieder met een mes in de hand, elkaar over weer met hun vrije hand hebben vastgepakt. Vervolgens is de broer aan de rechterzijde van zijn lichaam ter hoogte van zijn heup gewond geraakt, naar het zich laat aanzien door een snee met een mes.
Er zijn aanwijzingen dat die verwonding is veroorzaakt met het door verdachte gehanteerde mes, immers alleen op het door verdachte gebruikte vlindermes is bloed aangetroffen. Onvoldoende is echter komen vast te staan dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om (met een mes) geweld tegen zijn broer te gebruiken en hem in het lichaam te steken of te snijden. Verdachte ontkent dat opzet te hebben gehad en andere getuigen van het incident, te weten het slachtoffer zelf en de vader van verdachte, hebben geen verklaring willen afleggen. Ook een medische verklaring ontbreekt waardoor aan de plaats en de aard van de verwonding geen conclusies kunnen worden verbonden over het opzet van verdachte en waardoor ook geen informatie is verkregen over de wijze van steken/snijden dan wel de kracht waarmee dit zou zijn gebeurd. Al met al komt het hof tot het oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld zoals hem onder elk van de ten laste gelegde feiten is verweten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 8 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 8 april 2016.
Tegenwoordig:
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
mr. M. Nijhuis, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.