ECLI:NL:GHARL:2016:3171

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
21-004508-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld in de woning van slachtoffer, verwerping van noodweerverweer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld. De feiten dateren van 4 april 2015, toen de verdachte in de woning van de aangever is binnengekomen met de intentie om geld te eisen dat hij van de aangever had geleend. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte de aangever met geweld bedreigd en geslagen, en is er een mes bij de confrontatie betrokken geraakt. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van zowel de verdachte als de aangever heeft gewogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangever consistent zijn en dat het geweld dat door de verdachte is gebruikt, niet kan worden gerechtvaardigd als noodweer. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met de aangever.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004508-15
Uitspraak d.d.: 25 april 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 27 juli 2015 met parketnummer 16-661294-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1984] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.H.J. van Rhijn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 04 april 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een smartphone en/of een bos met 5 sleutels, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan
en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld
tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene
te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte die [aangever] meermalen (met veel kracht) op/tegen
diens gezicht en/of romp, althans lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
geschopt en/of getrapt en/of
terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [aangever] stond, een mes, althans
een scherp voorwerp, op die [aangever] heeft gericht, althans aan die [aangever] getoond
en/of (vervolgens) (op dreigende toon tegen die [aangever] heeft gezegd:"' Ik steek
je ogen eruit" en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke aard of
strekking, en/of
- die [aangever] met een mes, althans een scherp voorwerp in diens been en/of (onder)arm heeft gestoken en/of gesneden;
en/of
hij op of omstreeks 04 april 2015 te Utrecht, alsthans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen
tot de afgifte van een smartphone, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij verdachte,
die [aangever] meermalen (met veel kracht) op/tegen diens gezicht en/of romp,
althans lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt
en/of
terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [aangever] stond, een mes, althans
een scherp voorwerp, op die [aangever] heeft gericht, althans aan die [aangever] getoond,
en/of (vervolgens) (op dreigende toon) tegen die [aangever] heeft gezegd "Ik steek
je ogen eruit" en/of ïk maak je kapot", althans woorden van gelijke aard of
strekking, en/of
- die [aangever] met een mes, althans een scherp voorwerp in diens been en/of (onder)arm heeft gestoken en/of gesneden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 04 april 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
die [aangever] meermalen (met veel kracht) op/tegen diens gezicht en/of romp,
althans lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt
en/of
- die [aangever] met een mes, althans een scherp voorwerp, in diens been en/of
(onder)arm heeft gestoken en/of gesneden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 04 april 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [aangever] die [aangever] meermalen (met veel
kracht) op/tegen diens gezicht en/of romp, althans lichaam, heeft geslagen
en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of die [aangever] met een mes,
althans een scherp voorwerp, in diens been en/of (onder)arm heeft gestoken
en/of gesneden,
waardoor voornoemde [aangever] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van aangever onbetrouwbaar is. Hij was verslaafd en deed alles om aan drugs te komen. Voorts heeft hij bepleit dat er ten aanzien van de telefoon en de sleutels geen sprake was van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Wat betreft de betrouwbaarheid van de aangever wordt het verweer van de raadsman verworpen nu dit onvoldoende is gemotiveerd. Het enkele gegeven dat aangever drugs gebruikt is daartoe onvoldoende. De verklaring van aangever zal derhalve tot het bewijs worden gebezigd.
Wat betreft het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening overweegt het hof het volgende. De telefoon van aangever werd in de broekzak van verdachte aangetroffen. Zowel verdachte als aangever hebben verklaard dat verdachte geld van aangever wilde hebben ter aflossing van een schuld en dat aangever niet kon betalen. Verdachte heeft over het aantreffen van de telefoon wisselende verklaringen afgelegd. Zo heeft hij bij de politie verklaard dat aangever de telefoon zelf in de broekzak van verdachte heeft gestopt. Ter zitting van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat de telefoon op de een of andere manier in zijn zak terecht is gekomen. Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij met de telefoon van aangever aan het bellen was waarna hij die waarschijnlijk per ongeluk in zijn zak heeft gestoken.
Gelet op het bovenstaande acht het hof het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ten aanzien van de telefoon wettig en overtuigend bewezen.
Wat betreft de sleutels is het hof met de raadsman van oordeel dat niet uit te sluiten is dat verdachte die per ongeluk heeft meegenomen ervan uitgaande dat het zijn eigen sleutels waren zodat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet kan worden bewezen en verdachte van dit onderdeel in de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Het hof merkt ambtshalve op dat verdachte wordt vrijgesproken van het steken met het mes, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangever in enige vorm van bewustheid heeft gestoken met het mes. Opzet, ook in voorwaardelijke zin , kan aldus niet worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op
of omstreeks04 april 2015 te Utrecht,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een smartphone
en/of een bos met 5 sleutels, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever] ,
in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan
en / of vergezeld en / of gevolgdvan geweld
en / of bedreiging met geweld
tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en
/ ofgemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene
te verzekeren,welk geweld
en / of welke bedreiging met geweldhierin
bestond
(en)dat hij, verdachte die [aangever] meermalen
(met veel kracht
)op/tegen
diens gezicht en/of romp,
althans lichaam,heeft geslagen en/of gestompt en/of
geschopt en/of getrapt
en/of
terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [aangever] stond, een mes, althans
een scherp voorwerp, op die [aangever] heeft gericht, althans aan die [aangever] getoond
en/of (vervolgens) (op dreigende toon tegen die [aangever] heeft gezegd:"' Ik steek
je ogen eruit" en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke aard of
strekking, en/of
- die [aangever] met een mes, althans een scherp voorwerp in diens been en/of (onder)arm heeft gestoken en/of gesneden;
en/of
hij op of omstreeks 04 april 2015 te Utrecht, alsthans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen
tot de afgifte van een smartphone, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij verdachte,
die [aangever] meermalen (met veel kracht) op/tegen diens gezicht en/of romp,
althans lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt
en/of
terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [aangever] stond, een mes, althans
een scherp voorwerp, op die [aangever] heeft gericht, althans aan die [aangever] getoond,
en/of (vervolgens) (op dreigende toon) tegen die [aangever] heeft gezegd "Ik steek
je ogen eruit" en/of ïk maak je kapot", althans woorden van gelijke aard of
strekking, en/of
- die [aangever] met een mes, althans een scherp voorwerp in diens been en/of (onder)arm heeft gestoken en/of gesneden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Beroep op noodweer

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte behoort te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij heeft gehandeld uit noodweer. Aangever trok een mes en wilde verdachte aanvallen. Verdachte heeft zich daartegen verdedigd door het mes af te pakken en te slaan. Het letsel in het been van aangever zou tijdens die noodzakelijke verdediging kunnen zijn ontstaan, doordat aangever met zijn benen spartelde terwijl verdachte het mes met de punt naar achter in zijn handen had.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Vast staat dat verdachte op 4 april 2015 naar de woning van aangever is gegaan omdat hij het geld wilde ophalen dat aangever van hem had geleend. Tevens staat vast dat verdachte aangever heeft geslagen en dat aangever daarbij fors letsel heeft opgelopen.
Voor wat betreft het mes zijn de verklaringen echter niet eenduidig. Er bestaan verschillen tussen de verklaringen van aangever en verdachte. Daarnaast zijn hun verschillende eigen verklaringen ook niet consistent.
Zo heeft aangever bij de politie verklaard dat verdachte bij het binnenkomen van zijn woning meteen met zijn vuist tegen de borst van aangever begon te rammen waardoor aangever op de grond viel. Hierna begon verdachte te slaan en te trappen en vroeg “Waar is mijn geld?” Aangever probeerde te vluchten naar zijn slaapkamer maar verdachte kwam hem achterna. Ook in de slaapkamer werd hij nog geslagen. Onder een kastje in de slaapkamer lag een mes van aangever. Verdachte pakte dat mes en dreigde hiermee. Bij de raadsheer-commissaris heeft aangever verklaard dat verdachte bij hem thuis kwam en begon te rammen. Anders dan bij de politie verklaart aangever vervolgens dat hij toen naar zijn slaapkamer is gegaan en zelf het mes van een kastje pakte. Vervolgens weet hij nog dat hij heel veel klappen heeft gehad. Hij ontkent echter dat het is gegaan zoals verdachte heeft verklaard bij de rechtbank, te weten dat verdachte nergens heen kon en aangever daarom heeft overmeesterd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat, nadat hij de woning van aangever was binnengekomen, aangever met een mes op hem afkwam. Hij heeft toen dat mes uit de handen van aangever geslagen. Daarbij heeft hij aangever klappen gegeven. Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij aangever direct heeft overmeesterd toen die uit de slaapkamer met het mes op hem af kwam. Hij heeft hem bij zijn polsen gepakt en weggeduwd, waarna aangever op de grond is gevallen. Verdachte is toen op hem gaan zitten en heeft het mes achter zich (bij de benen van aangever) gehouden en vervolgens heeft hij geslagen.
De verklaringen van verdachte zijn voorts niet te rijmen met door de politie geconstateerde feitelijkheden. Opvallend is dat uit de handelswijze van verdachte nadat de politie aanbelde bij de woning van aangever, niet kan worden afgeleid dat verdachte zojuist was aangevallen en voor zijn leven vreesde. Immers, hij is nadat de verbalisanten aanbelden naar buiten gegaan en heeft meteen de deur weer gesloten waarna hij de politie vertelde dat hij de sleutel binnen had laten liggen. Over het bloed op de knokkels en rug van zijn hand zei verdachte dat dit kwam door een verwonding bij het trainen. Tevens is verdachte weggerend op het moment dat de politie trachtte de voordeur open te maken. Tenslotte is het verhaal van verdachte ook moeilijk te rijmen met het feit dat in de slaapkamer van aangever bovenop de bloedsporen kleding is aangetroffen, wat kan duiden op het doorzoeken van de kast ná het geweld, en dat de lege portemonnee en een aantal pasjes van aangever op het bed lagen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat uit de voorhanden zijnde stukken in het dossier niet eenduidig is vast te stellen wat nu precies de gang van zaken is geweest met betrekking tot het mes, zoals waar het lag en wie het als eerste vast had. Echter, dat sprake is geweest van een handelen geboden door een wederrechtelijke aanranding door aangever acht het hof niet aannemelijk geworden gelet op de volgende punten:
  • Aangever heeft wellicht wisselend verklaard ten aanzien van het mes, maar heeft wel eenduidig verklaard over het feit dat verdachte bij binnenkomst gelijk op hem in begon te rammen;
  • De handelwijze van verdachte ten overstaan van de agenten die aan de deur stonden, zoals hierboven aangegeven, getuigt niet van vrees ontstaan door een aanval;
  • Het aantreffen van de kleding op de grond en de lege portemonnee op het bed, zoals hierboven aangegeven, duidt op doorzoeking door verdachte nadat de beweerde aanval had plaatsgevonden;
  • Het forse letsel van aangever en het ontbreken van enig letsel bij verdachte.
Het bewezenverklaarde door verdachte uitgeoefende geweld was veeleer aanvallend.
Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen. Het handelen van verdachte, zoals verwoord in de bewezenverklaring, was niet geboden ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of een dreigend gevaar daarvoor.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is naar de woning van het slachtoffer toe gegaan om verhaal te halen omdat het slachtoffer het aan hem geleende geld niet had terugbetaald. Vervolgens heeft verdachte fors geweld tegen het slachtoffer gebruikt. Door aldus te handelen heeft verdachte in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer. Het hof acht dit een ernstig feit en neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat het slachtoffer is aangevallen in zijn eigen woning, een plek waar men zich bij uitstek veilig dient te kunnen voelen.
Het hof heeft tevens kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij zich eerder aan (ernstige) geweldsdelicten schuldig heeft gemaakt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het beter gaat met hem. Hij is bezig met het zoeken van werk, gebruikt geen softdrugs en alcohol meer, woont onder begeleiding in een appartement, heeft een uitkering en heeft diverse trainingen positief afgerond.
Door de rechtbank is een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opgelegd. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met reclasseringstoezicht, een contactverbod met aangever, meldplicht en drugscontroles, gevorderd.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat aan verdachte een zwaardere straf moet worden opgelegd dan door de rechtbank is gedaan, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel conform de vordering van de advocaat-generaal. Het hof acht deze straf met name passend en geboden gelet op de recidive van verdachte en het voorkomen van herhaling. Daarbij zullen als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een contactverbod met aangever en een meldplicht opgelegd worden.

De vordering van de benadeelde partij [aangever]

De benadeelde partij [aangever] heeft in eerste aanleg een vordering schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 3.203,30. De rechtbank heeft die vordering in zijn geheel toegewezen.
De benadeelde partij heeft in appel een brief gestuurd inhoudende dat hij zijn vordering wil intrekken en dat hij uitdrukkelijk geen schadevergoeding van verdachte wenst te ontvangen. Gelet op dit standpunt behoeft het in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag geen bespreking meer. Voor het enkel opleggen van een schadevergoedingsmaatregel, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, ziet het hof - gelet op het standpunt van de benadeelde partij - geen aanleiding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering Tactus, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Stelt voorts als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van reclassering Tactus, ook als dat inhoudt ambulante behandeling bij een forensische zorginstelling, deelneming aan trainingen of verblijven in een woonvoorziening.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [aangever] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr. M.M.L.A.T. Doll, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J.F. Roelofs-van Dinther, griffier,
en op 25 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.