ECLI:NL:GHARL:2016:3285

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
200.187.120/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake ambtshalve benoeming bijzondere curator in afstammingszaak met niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen beschikkingen van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een afstammingskwestie waarbij de vrouw bezwaar heeft gemaakt tegen de benoeming van een bijzondere curator, mr. [de bijzondere curator], die is aangesteld om [B] te vertegenwoordigen. De rechtbank had eerder op 25 november 2015 en 11 januari 2016 beschikkingen gegeven, waarbij de benoeming van de bijzondere curator en de verzoeken van de vrouw werden behandeld. Het hof oordeelt dat de beschikking van 25 november 2015 een tussenbeschikking is, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld, en verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar beroep tegen deze beschikking. Evenzo wordt de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep tegen de beschikking van 11 januari 2016, die voortbouwt op de eerdere beschikking. Het hof compenseert de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.187.120/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/178942/FA RK 15-2736)
beschikking van de familiekamer van 21 april 2016
inzake
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante,
zowel voor zichzelf als als wettelijk vertegenwoordigster van
[B],
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.J.H. Mühlstaff, kantoorhoudend te Deventer,
en
[geïntimeerde] ,
wonende te [C] ,
geïntimeerde,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. K.A.M. van Os-ten Have, kantoorhoudend te Lochem.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
mr. [de bijzondere curator],
kantoorhoudende te [A] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 25 november 2015 en 11 januari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het appelschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 25 februari 2016;
- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 maart 2016, waarin is meegedeeld dat de raad geen gegevens bekend zijn in deze zaak;
- een brief van de rechtbank van 31 maart 2016, waarin is verzocht de behandeling van de zaak zo spoedig mogelijk te plannen;
- het verweerschrift van de man, ingekomen op 6 april 2016;
- het verweerschrift van de bijzondere curator, ingekomen op 12 april 2016;
- een brief van de bijzondere curator van 14 april 2016;
- een journaalbericht met bijlagen van mr. Mühlstaff van 15 april 2016;
- een journaalbericht met bijlagen van mr. Van Os van 18 april 2016.
2.2
De zaak is mondeling behandeld ter zitting met gesloten deuren van 18 april 2016. Verschenen is mr. Mühlstaff. Van de overige belanghebbenden was bericht van verhindering ontvangen.

3.De beoordeling door het hof

3.1
Tussen de man en de vrouw is bij de rechtbank een procedure aanhangig waarin de man verzoekt om vervangende toestemming tot erkenning van [B] , het wijzigen van het gezag over hem en vaststelling van een omgangsregeling.
3.2
Bij de bestreden beschikking van 25 november 2015 heeft de rechtbank ambtshalve mr. [de bijzondere curator] tot bijzondere curator benoemd om [B] te vertegenwoordigen, tenzij de man of de vrouw binnen veertien dagen nadien zou aangeven bezwaren te hebben tegen die benoeming, met opgave van degene die als bijzondere curator moet worden benoemd, en heeft de rechtbank de gedane verzoeken aangehouden.
3.3
Op 4 december 2015 heeft de vrouw bij de rechtbank bezwaar gemaakt tegen de benoeming van mr. [de bijzondere curator] als bijzondere curator en heeft zij verzocht haar te vervangen.
3.4
Bij de bestreden beschikking van 11 januari 2016 heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen.
3.5
Het beroep van de vrouw is gericht tegen de beide bovengenoemde beschikkingen.
3.6
Ten aanzien van de beschikking van 25 november 2015 is het hof van oordeel dat het gaat om een tussenbeschikking, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld anders dan gelijktijdig met dat tegen de eindbeschikking. Nu de beschikking alleen een ambtshalve benoeming door de rechtbank van een bijzondere curator inhoudt, wordt daarmee geen einde gemaakt aan enig deel van het verzochte. De benoeming van de bijzondere curator is in een afstammingszaak zoals hier aan de orde een fase in de procedure die ingevolge artikel 1:212 BW nodig is om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen. De vrouw moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar beroep tegen deze beschikking, nu daartegen niet uitdrukkelijk hoger beroep door de rechter is opengesteld; de griffiersmededeling onder de uitspraak kan volgens vaste rechtspraak niet als zodanig worden opgevat.
3.7
Ten aanzien van de beschikking van 11 januari 2016 is het hof van oordeel dat het gaat om een beschikking die voortbouwt op de beschikking van 25 november 2015 waartegen geen hoger beroep mogelijk is, waardoor de beschikking van 11 januari 2016 hetzelfde lot moet treffen. Hier komt bij dat de gelegenheid, die de rechtbank de man en de vrouw heeft geboden om bezwaren te uiten tegen de benoeming van mr. [de bijzondere curator] als bijzondere curator, een niet bij wet voorziene gang van zaken is, die dan ook niet kan leiden tot het geven van een beschikking in de zin van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Ook om deze reden acht het hof de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beschikking van 11 januari 2016.
3.8
Het hof laat bij deze stand van zaken in het midden in hoeverre de vrouw bevoegd is om namens [B] , voor wie de bijzondere curator in deze zaak de wettelijke vertegenwoordiger is, in rechte op te treden en hoger beroep in te stellen.
3.9
De man heeft verzocht de vrouw in de kosten van de procedure (in hoger beroep) te veroordelen. Het hof ziet daartoe geen aanleiding en zal de proceskosten compenseren op de wijze als hierna te melden.
3.1
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar beroep tegen de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 25 november 2015 en 11 januari 2016;
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep aldus dat elk van partijen en belanghebbenden de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. A.H. Garos en mr. J.G. Idsardi en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 april 2016 in bijzijn van de griffier.