ECLI:NL:GHARL:2016:3305

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
200.179.243/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een nieuwe bewindvoerder en mentor voor een geestelijk en lichamelijk gehandicapte rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een nieuwe bewindvoerder en mentor voor [de rechthebbende], die geestelijk en lichamelijk ernstig gehandicapt is. De ouders van [de rechthebbende] hebben in hoger beroep verzocht om het ontslag van de huidige bewindvoerder, [de verweerder] B.V., en om henzelf als nieuwe bewindvoerder en mentor aan te stellen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 20 augustus 2015, waarin het verzoek tot ontslag werd afgewezen, deels vernietigd.

Het hof heeft vastgesteld dat de huidige bewindvoerder niet meer voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen en dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag. De ouders hebben aangevoerd dat de bewindvoerder niet goed communiceert en dat er geen vertrouwen meer is in zijn functioneren. Het hof heeft de ouders als bewindvoerder afgewezen, omdat zij een aanzienlijke schuldenlast hebben en keuzes maken die niet in het belang van [de rechthebbende] zijn. In plaats daarvan heeft het hof [E] B.V. benoemd tot nieuwe bewindvoerder en mentor, omdat deze organisatie aan de wettelijke kwaliteitseisen voldoet.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van professionele begeleiding voor de rechthebbende, gezien zijn kwetsbare situatie. Het hof heeft de ouders de mogelijkheid geboden om een geschikte bewindvoerder en mentor voor te dragen, maar omdat dit niet is gelukt, heeft het hof zelf de benoeming gedaan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de nieuwe benoeming onmiddellijk van kracht is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.179.243/01
(zaaknummer rechtbank 4090302 LT VERZ 15-2186/ 4060357 LT VERZ 15-2100)
beschikking van de familiekamer van 21 april 2016
inzake

1.[de rechthebbende] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: [de rechthebbende] , dan wel de rechthebbende en/of betrokkene,

2. [de vader] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de vader van [de rechthebbende] ,

3. [de moeder] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de moeder van [de rechthebbende] ,
de vader en de moeder verder gezamenlijk te noemen: de ouders,
allen gezamenlijk te noemen: verzoekers,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. U. Yildirim te Zwolle,
en
[de verweerder] B.V.,
gevestigd te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder en/of mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter, Bewindsbureau, locatie Lelystad, van de rechtbank Midden-Nederland van 20 augustus 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 26 oktober 2015;
- een brief van mr. Yildirim van 6 november 2015 met bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Yildirim van 4 maart 2016 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 maart 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door mr. Yildirim en de heer [C] (tolk in de Turkse taal), en de heer [D] namens [de verweerder] B.V.
2.3
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen:
- een journaalbericht van mr. Yildirim van 18 maart 2016 met bijlagen;
- de bereidverklaring van [E] B.V. van 14 april 2016.
Verder is nog ingekomen een faxbericht van mr. Yildirim van 14 april 2016.

3.De vaststaande feiten

3.1
[de rechthebbende] is geboren [in] 1996. De vader en de moeder zijn de ouders van [de rechthebbende] . [de rechthebbende] is geestelijk en lichamelijk ernstig gehandicapt.
3.2
Bij beschikking van 14 oktober 2014 is een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de rechthebbende] met ingang van de dag waarop hij meerderjarig wordt vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Bij (afzonderlijke) beschikking van 14 oktober 2014 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van [de rechthebbende] met ingang van de dag dat hij meerderjarig wordt.
3.3
Bij die beschikkingen heeft de kantonrechter heeft [de verweerder] B.V. benoemd tot bewindvoerder en tot mentor. Het bewind wordt uitgevoerd door de heer [F] en het mentorschap door [D] , beiden verbonden aan [de verweerder] B.V.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 21 april 2015, hebben [de rechthebbende] en de ouders de kantonrechter verzocht om bij beschikking het mentorschap ten behoeve van [de rechthebbende] te beëindigen, subsidiair om de ouders als mentor aan te stellen en om daarnaast in plaats
van [de verweerder] B.V. primair de ouders van de rechthebbende als bewindvoerder te benoemen en subsidiair de heer [G] . Bij brief van 24 juli 2015 hebben verzoekers hun verzoek in die zin aangevuld, dat zij thans meer subsidiair verzoeken om de heer en mevrouw [H] van [I] Administratie in [J] als bewindvoerder(s) aan te stellen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder alsmede het verzoek tot opheffing van het mentorschap, danwel ontslag van de mentor en benoeming van een nieuwe mentor. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking de verzoeken afgewezen.
4.2
Verzoekers zijn met zes grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
20 augustus 2015. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan
de orde te stellen. Verzoekers verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en ter zake hiervan opnieuw rechtdoende hun verzoeken toe te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie juist acht.

5.De motivering van de beslissing

Verzoek tot het opheffen van het mentorschap
5.1
Op grond van artikel 1:462 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen.
5.2
Verzoekers stellen zich - kort gezegd - op het standpunt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gronden voor het mentorschap nog aanwezig zijn. Volgens verzoekers dient het mentorschap van [de rechthebbende] te worden beëindigd, nu [de rechthebbende] volledig door zijn ouders wordt verzorgd en zij hem -evenals in het verleden- ten aanzien van alle zaken van niet-vermogensrechtelijke aard zelf begeleiden. Zij verwijzen daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 8 november 1996 (NJ 1997,471) waaruit volgens hen blijkt dat, in geval de ouders volledige zorg hebben voor een betrokkene, ook al is de betrokkene zelf niet in staat om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen, het benoemen van een mentor niet noodzakelijk is.
5.3
Het hof is, met de kantonrechter, van oordeel dat de gronden voor het mentorschap nog immer aanwezig zijn, aangezien [de rechthebbende] , zoals overigens niet in geschil, ten gevolge van zijn lichamelijke en geestelijke toestand duurzaam immers niet in staat is om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Het beroep op voornoemde uitspraak van de Hoge Raad treft geen doel, alleen al nu die uitspraak ziet op instelling van het mentorschap en niet op opheffing daarvan. De beschikking waarbij het mentorschap is ingesteld is niet meer aan de orde in dit hoger beroep. Het door de ouders voor het overige aangevoerde is, mede gelet op de betwisting daarvan door de mentor, evenmin voldoende om tot een ander oordeel te komen. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Verzoek tot ontslag van [de verweerder] B.V. als mentor en bewindvoerder
5.4
Op grond van artikel 1:448 lid 1 BW respectievelijk artikel 1:461 lid 1 BW eindigt de taak van de bewindvoerder en/of mentor onder meer door ontslag. Blijkens het tweede lid van voornoemde artikelen kan ontslag, voor zover hier van belang, worden verleend wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder en/of mentor te kunnen worden.
5.5
Verzoekers stellen zich - kort gezegd - op het standpunt dat de [de verweerder] B.V. dient te worden ontslagen als bewindvoerder en mentor van [de rechthebbende] . Volgens de ouders zijn
de vermogensrechtelijke belangen van [de rechthebbende] van meet af aan niet goed behartigd door de bewindvoerder; er is sprake van een slechte communicatie met de bewindvoerder, er vindt geen gedegen verantwoording plaats en de bewindvoerder maakt fouten waardoor er geen vertrouwen in hem meer bestaat. Ten aanzien van het mentorschap voeren de ouders aan dat er door de huidige mentor in het geheel geen belangenbehartiging plaatsvindt.
5.6
Naar het oordeel van het hof is gebleken van gewichtige redenen die het ontslag van [de verweerder] B.V. in ieder geval als bewindvoerder rechtvaardigen. Uit de stukken en
het verhandelde ter zitting is genoegzaam gebleken dat de relatie tussen de ouders en de bewindvoerder ernstig is verstoord en in dat kader is de vader zelfs op 21 september 2015 een (rechtstreeks) contactverbod met de bewindvoerder opgelegd en is hem verboden het kantoorpand van [de verweerder] B.V. nog te betreden.
Voorts is gebleken dat de mentor als tussenpersoon voor de ouders en de bewindvoerder fungeert, maar dat de ouders de samenwerking met de mentor eveneens als moeizaam ervaren. Daar komt bij dat de mentor, zo heeft hij ter zitting van het hof naar voren gebracht, in juni 2016 zijn werkzaamheden bij [de verweerder] B.V. zal beëindigen. Het hof zal daarom het verzoek, zowel [de verweerder] B.V. als bewindvoerder, als ook als mentor te ontslaan, toewijzen.
Benoeming van de (nieuwe) bewindvoerder en mentor
5.7
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW respectievelijk 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de (nieuwe) bewindvoerder en/of mentor de uitdrukkelijke voorkeur van respectievelijk de rechthebbende en/of betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Op grond van artikel 1:435 lid 4 BW respectievelijk 1:452 lid 4 BW wordt, tenzij het derde lid is toegepast, indien de rechthebbende en/of betrokkene is gehuwd of een andere levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot of de andere levensgezel tot bewindvoerder en/of mentor benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder en/of mentor benoemd.
5.8
De ouders wensen zelf tot bewindvoerder en, indien het hof van oordeel is dat het mentorschap gehandhaafd dient te blijven, mentor te worden benoemd. Zij voeren hiertoe aan dat zij tot de aanstelling van [de verweerder] B.V. zelf de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van [de rechthebbende] behartigden, waarin zij - naar eigen zeggen - niet zijn tekortgeschoten. Mocht het hof van oordeel zijn dat de ouders niet tot bewindvoerder kunnen worden benoemd, dan verzoeken zij de heer [G] , dan wel de heer en mevrouw [H] van [I] Administratie in [J] als bewindvoerder(s) aan te stellen.
5.9
Het hof stelt voorop dat gebleken is dat de ouders hun uiterste best doen om de belangen van hun zoon zo goed mogelijk te behartigen, hetgeen ook door de huidige mentor wordt bevestigd. Desondanks zijn er naar het oordeel van het hof gegronde redenen gebleken die zich in ieder geval tegen benoeming van de ouders tot bewindvoerder verzetten.
Zo is uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren gekomen dat de ouders nog steeds een aanzienlijke schuldenlast van € 20.000,-- hebben en dat zij keuzes maken die,
in elk geval op financieel gebied, niet altijd in het belang van [de rechthebbende] te achten zijn.
Zo is ter zitting van het hof gebleken dat de vader zich niet lijkt te realiseren wat de (financiële) gevolgen van zijn plannen en ideeën op het gebied van onder andere de medische behandeling van [de rechthebbende] zijn. Zo heeft hij te kennen gegeven dat hij voornemens
is om [de rechthebbende] in Istanbul in een fysiotherapiecentrum te laten behandelen en dat hij deze behandeling, indien niet anderszins vergoed, zelf zal betalen. Deze verstrekkende financiële keuzes hebben invloed op het hele gezin waar ook [de rechthebbende] deel van uit maakt. Dit klemt te meer nu reeds sprake is van een aanzienlijke schuldenlast. Gelet op het voorgaande en de verwijten van de ouders richting voorgaande (niet professionele) bewindvoerders in aanmerking genomen, acht het hof het van belang dat er een professionele bewindvoerder wordt benoemd die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen. Nu zowel de heer [G] als de heer en mevrouw [H] niet aan deze kwaliteitseisen blijken te voldoen, zal het hof het (meer) subsidiaire verzoek om voornoemde personen tot bewindvoerder(s) en mentor(en) te benoemen, afwijzen en, zoals hierna onder 5.10 genoemd, zelf een bewindvoerder aanwijzen.
Het hof acht het, mede gelet op de verwevenheid van de financiële zaken met de medische beslissingen die ten aanzien van [de rechthebbende] moeten worden genomen (zoals het hier voorgaande voorbeeld van fysiotherapie) noodzakelijk dat ook het mentorschap door een professionele instantie wordt uitgevoerd en zo het bewind en het mentorschap in één hand te houden. Daarmee wordt ook het verzoek de ouders als mentor te benoemen, afgewezen.
5.1
Het hof heeft mr. Yildirim ter zitting in de gelegenheid gesteld om een bewindvoerder en mentor die aan de wettelijke kwaliteitseisen voldoet, voor te dragen.
Nu dit, om redenen als omschreven in het bericht van mr. Yildirim van 18 maart 2016, niet
is gelukt, zal het hof [E] B.V., die aan de kwaliteitseisen voldoet en zich bereid heeft verklaard om als bewindvoerder en mentor voor [de rechthebbende] op te willen treden, benoemen tot bewindvoerder en mentor. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de wens van de ouders dat een eventuele nieuwe bewindvoerder/mentor in de regio [A] werkzaam is.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven voor zover deze zien op het verzoek tot opheffing van het mentorschap. De grieven slagen voor zover deze zien op het verzoek tot ontslag van [de verweerder] B.V. als bewindvoerder en mentor van [de rechthebbende] .
Het hof zal de bestreden beschikking deels vernietigen en in zoverre beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, Bewindsbureau, locatie Lelystad, van 20 augustus 2015 ten aanzien van de afwijzing van het verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor voor zover het de periode vanaf heden betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
ontslaat [de verweerder] B.V. met ingang van heden als bewindvoerder en mentor van [de rechthebbende] ;
benoemt met ingang van heden
[E] B.V., [a-straat] 38, [A] ,tot bewindvoerder en mentor van [de rechthebbende] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de (opvolgend) bewindvoerder en mentor zal toezenden;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
S. Rezel, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 21 april 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.