ECLI:NL:GHARL:2016:3438

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
200.181.193/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewindvoering na overlijden rechthebbende en gevolgen voor de bewindvoerder

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de bewindvoering centraal na het overlijden van de rechthebbende, [B]. De appellant, optredend als (gewezen) bewindvoerder van [B], verzocht het hof om machtiging om een minnelijk traject/dwangakkoord-procedure op te starten tegen een fixed price van € 2.000,-. De kantonrechter had dit verzoek eerder afgewezen. Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2015, waaruit blijkt dat het bewind is geëindigd door het overlijden van [B] in 2015, conform artikel 1:449 lid 1 BW. De bewindvoerder heeft nog de taak om rekening en verantwoording af te leggen, zoals beschreven in artikel 1:445 BW.

De bewindvoerder wenst echter zijn werkzaamheden als vereffenaar van de verworpen boedel voort te zetten. Het hof oordeelt dat deze voorziening niet past in de beroepsprocedure en dat de bewindvoerder zich hiervoor tot de rechtbank moet wenden, zoals bepaald in afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 BW. Het hof concludeert dat het verzoek van de bewindvoerder, zoals verder toegelicht in zijn berichten, als ingetrokken moet worden beschouwd. Daarom wijst het hof het verzoek in hoger beroep af. De beschikking is gegeven op 26 april 2016 door de rechters J.D.S.L. Bosch, G. Jonkman en G.M. van der Meer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.181.193/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 4336848 LT 15-3530 mrc)
beschikking van de familiekamer van 26 april 2016
inzake
[appellant],
kantoorhoudende te [A] ,
appellant,
optredend in zijn hoedanigheid van (gewezen) bewindvoerder van
wijlen
[B] ,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. J.M.R. Vlaar te Budel.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 24 september 2015, gegeven onder bovenstaand zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 17 november 2015;
- ( journaal)berichten met bijlagen van mr. [appellant] van 11 december 2015, 4 januari 2016, 14 januari 2016 en 17 februari 2016.
2.2
Uit de berichten van mr. [appellant] heeft het hof opgemaakt dat de zaak zonder mondelinge behandeling kan worden afgedaan.

3.De beoordeling door het hof.

3.1
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kantonrechter afgewezen het verzoek van de bewindvoerder om hem machtiging te verlenen om tegen een fixed price van € 2.000,- een minnelijk traject/dwangakkoord-procedure ten behoeve van [B] op te starten.
3.2
Uit de stukken blijkt dat [B] [in] 2015 is overleden. Ingevolge artikel 1:449 lid 1 BW is daarmee het bewind geëindigd. Als taak van de bewindvoerder resteert dan nog slechts het afleggen van rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 1:445 BW.
3.3
De bewindvoerder wenst dat het hof thans bepaalt dat hij zijn werkzaamheden als vereffenaar van de (door de erfgenamen verworpen) boedel voortzet. Dat is echter een voorziening die naar het oordeel van het hof niet past in een beroepsprocedure als hier aanhangig; men zal zich daarvoor ingevolge het bepaalde in afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 BW tot de rechtbank moeten wenden.
3.4
Aangezien het hof het daarmee niet tot zijn taak acht te behoren om verdere "helderheid te verschaffen aan bewindvoerders in nalatenschappen die vanwege de schuldenpositie onbeheerd zullen blijven", zoals de bewindvoerder dat in zijn bericht van 4 januari 2016 heeft omschreven, beschouwt het hof, gelet op wat de bewindvoerder verder in dat bericht heeft gesteld, het verzoek (in hoger beroep) als ingetrokken en zal het dat afwijzen.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
wijst het verzoek in hoger beroep af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. G. Jonkman en mr. G.M. van der Meer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 april 2016 in bijzijn van de griffier.