Uitspraak
zaaknummer 200.175.288van
zaaknummer 200.175.305van
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 januari 2016, zijn twee hoger beroepen aan de orde. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om haar met uitsluiting van de vader te belasten met het gezag over hun drie minderjarige kinderen, geboren in 2004, 2009 en 2010. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft de verzoeken van de moeder bestreden en verzocht om de bestaande zorgregeling te handhaven. De rechtbank Midden-Nederland had eerder in een beschikking van 22 mei 2015 de verzoeken van de moeder afgewezen en een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen elk eerste weekend van de maand bij de vader verblijven.
Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. Ondanks eerdere pogingen tot mediation is er geen verbetering in de communicatie tussen de ouders gekomen. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast, en dat de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen moet worden bekrachtigd. De vader heeft in hoger beroep verklaard dat hij instemt met de omgang, maar het hof benadrukt dat het van groot belang is dat de vader de omgangsregeling nakomt. De beslissing van het hof houdt in dat de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor wat betreft het gezag en dat de moeder voortaan alleen met het gezag over de kinderen wordt belast, terwijl de bestaande omgangsregeling wordt bekrachtigd.