In deze zaak gaat het om een faillissementskwestie waarbij de curator van Meat Combinatie Veluwe B.V. (MCV) de bank, Coöperatieve Rabobank Gelderse Vallei U.A., aansprakelijk stelt voor het onrechtmatig innen van een verpande vordering na het verstrijken van een door de curator gestelde termijn. MCV werd op 13 november 2012 in staat van faillissement verklaard, met mr. Carla Adelheid Maria Nijhuis als curator. De bank had vorderingen van MCV op debiteuren verpand en na het faillissement de inning van deze vorderingen zelf ter hand genomen. De curator stelde dat de bank, door de vordering op De Hoorn Ede Beheer B.V. pas na het verstrijken van de termijn te innen, onrechtmatig had gehandeld en schade had veroorzaakt aan de boedel.
De rechtbank Gelderland oordeelde in eerste aanleg dat de curator terecht een termijn had gesteld en dat de bank schadeplichtig was geworden door de vordering pas na deze termijn te innen. De bank ging in hoger beroep en stelde dat zij de vordering al had geïnd door een lening aan De Geerhoek Beheer B.V. te verstrekken, die uitsluitend bedoeld was voor de betaling van de vordering op De Hoorn. Het hof oordeelde dat de bank inderdaad bevoegd was om de betaling in ontvangst te nemen, omdat zij haar pandrecht had openbaar gemaakt en het bedrag op een geblokkeerde rekening had gestort. Hierdoor was de curator niet meer bevoegd om de vordering te innen.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van de curator af. De curator werd veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen de bank ter uitvoering van het vernietigde vonnis aan de curator had betaald, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de curator in de kosten van beide instanties veroordeeld.