ECLI:NL:GHARL:2016:3557

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
200.173.538
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementszaak met betrekking tot de inning van verpande vorderingen door de bank na faillissement van Meat Combinatie Veluwe B.V.

In deze zaak gaat het om een faillissementskwestie waarbij de curator van Meat Combinatie Veluwe B.V. (MCV) de bank, Coöperatieve Rabobank Gelderse Vallei U.A., aansprakelijk stelt voor het onrechtmatig innen van een verpande vordering na het verstrijken van een door de curator gestelde termijn. MCV werd op 13 november 2012 in staat van faillissement verklaard, met mr. Carla Adelheid Maria Nijhuis als curator. De bank had vorderingen van MCV op debiteuren verpand en na het faillissement de inning van deze vorderingen zelf ter hand genomen. De curator stelde dat de bank, door de vordering op De Hoorn Ede Beheer B.V. pas na het verstrijken van de termijn te innen, onrechtmatig had gehandeld en schade had veroorzaakt aan de boedel.

De rechtbank Gelderland oordeelde in eerste aanleg dat de curator terecht een termijn had gesteld en dat de bank schadeplichtig was geworden door de vordering pas na deze termijn te innen. De bank ging in hoger beroep en stelde dat zij de vordering al had geïnd door een lening aan De Geerhoek Beheer B.V. te verstrekken, die uitsluitend bedoeld was voor de betaling van de vordering op De Hoorn. Het hof oordeelde dat de bank inderdaad bevoegd was om de betaling in ontvangst te nemen, omdat zij haar pandrecht had openbaar gemaakt en het bedrag op een geblokkeerde rekening had gestort. Hierdoor was de curator niet meer bevoegd om de vordering te innen.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van de curator af. De curator werd veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen de bank ter uitvoering van het vernietigde vonnis aan de curator had betaald, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de curator in de kosten van beide instanties veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.173.538
(zaaknummer rechtbank Gelderland 270619)
arrest van 3 mei 2016
in de zaak van
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank Gelderse Vallei U.A.,
gevestigd te Barneveld,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de bank,
advocaat: mr. F.J. Laagland,
tegen:
mr. Carla Adelheid Maria Nijhuis,
in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van Meat Combinatie Veluwe B.V.,
kantoorhoudende te Arnhem,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: de curator,
advocaat: mr. H.C.M. van Haastert.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 26 november 2014 en 22 april 2015 die de rechtbank Gelderland heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 13 juli 2015 met grieven en producties,
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 13 november 2012 is Meat Combinatie Veluwe B.V. (MCV) in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. Nijhuis tot curator.
3.2
MCV had (onder meer) haar vorderingen op debiteuren verpand aan de bank. Per datum faillissement had MCV vorderingen op haar debiteuren ter grootte van in totaal € 117.743,65. De grootste vordering betrof de vordering van MCV op haar moedermaatschappij, De Hoorn Ede Beheer B.V. (De Hoorn) ten bedrage van € 51.968,59. De Geerhoek Beheer B.V. (De Geerhoek Beheer) houdt de aandelen in De Hoorn.
3.3
Kort nadat MCV in staat van faillissement is verklaard, heeft de bank de curator bericht dat zij de inning van de verpande vorderingen zelf ter hand zou nemen en heeft zij haar pandrecht openbaar gemaakt.
3.4
Naar aanleiding van een (niet in het geding gebrachte) brief van de curator van 19 februari 2013 aan de bank heeft mevrouw [A.] ([A.]), intern accountmanager Bijzonder Beheer bij Rabobank, op 5 maart 2013 aan de curator geschreven dat de curator van een collega van [A.] al een overzicht van de incassoresultaten van de bank had ontvangen en dat partijen daarover contact zullen houden. Nadat namens de curator is verzocht het overzicht (nogmaals) toe te zenden heeft [A.] per e-mail van 8 maart 2013 bericht dat de curator door miscommunicatie het overzicht niet heeft ontvangen en heeft zij het overzicht alsnog aan de curator toegestuurd.
3.5
Op het desbetreffende, tot en met 8 maart 2013 bijgewerkte overzicht staan de 30 debiteuren van MCV vermeld met per debiteur het openstaande factuurbedrag, de betalingen na 13 november 2012, het nog openstaande bedrag en de reactie van de debiteur op het verzoek tot betaling van de bank. Bij de vordering met de aanduiding “Hoorn” ten bedrage van € 51.968,59 staat bij “reactie” niets vermeld. Volgens deze lijst was sinds 13 november 2012 evenmin betaald door deze debiteur.
3.6
Op 18 maart 2013 heeft de bank een financieringsvoorstel gedaan aan De Geerhoek Beheer, bestaande uit onder meer een geldlening ten bedrage van € 52.000,00. In de verdere uitwerking van het financieringsvoorstel staat:
“(…) De geldlening mag uitsluitend gebruikt worden voor de financiering van betaling van de vordering van Meat Combinatie Veluwe B.V. op De Hoorn Beheer Ede B.V. De gelden uit de lening worden administratief gereserveerd. (…)”
3.7
Dit voorstel is op 18 maart 2013 door De Geerhoek Beheer geaccepteerd en het bedrag van € 52.000,-- is op of omstreeks 18 maart 2013 op een geblokkeerde rekening bij de bank gestort. De curator is van het financieringsvoorstel noch van de storting van het geld in kennis gesteld.
3.8
Per e-mail van 26 april 2013, verzonden aan het e-mailadres van [A.] bij de bank is namens de curator onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Debiteurenincasso
Uit het door u, bij e-mail van 8 maart 2013, toegezonden overzicht van de incasso van de aan Rabobank verpande debiteurenvorderingen van Meat Combinatie Veluwe B.V. (MCV), blijkt dat de Rabobank van de totale debiteurenportefeuille ter grootte van € 117.743,65 per 8 maart 2013 een bedrag van € 19.663,81 geïncasseerd had. Uit de toelichting op het door u verstrekte overzicht volgt dat dit relatief geringe incassoresultaat (onder meer) is gelegen in het feit dat de Rabobank een aanzienlijke vordering van MCV op (…) “De Hoorn” nog niet heeft geïncasseerd. Uit het overzicht volgt tevens dat de Rabobank nog geen maatregelen ter incasso van deze vordering heeft getroffen. Ik verzoek u vriendelijk mij te informeren waarom de Rabobank tot op heden geen incassomaatregelen heeft getroffen ter zake van voormelde vordering. Daarnaast ontvang ik graag een overzicht van de actuele stand van zaken van de incasso van de aan Rabobank verpande debiteurenvorderingen van MCV.(..)”
3.9
De bank heeft niet op deze e-mail gereageerd.
3.1
Bij e-mail van 7 mei 2013, wederom verzonden aan het e-mailadres van [A.] bij de bank, heeft de curator onder meer het volgende geschreven.
“(…) Op onderstaande mail[hof: de mail van 26 april 2013]
heb ik nog niet van u mogen vernemen. Graag ontvang ik het door mij in onderstaande e-mail verzochte overzicht van de actuele stand van zaken van de incasso van de aan de Rabobank verpande debiteurenvorderingen van (…) (MCV) zo spoedig mogelijk alsnog.
Met betrekking tot de vordering van MCV op (…) (De Hoorn)bericht ik u nog als volgt.
Het faillissement van MCV is inmiddels bijna een half jaar geleden uitgesproken. Ondanks het verstrijken van deze periode heeft (…) (de Rabobank) de aan haar verpande vordering van MCV op De Hoorn -welke volgens het door u verstrekte overzicht van 8 maart 2013 € 51.968,59 zou bedragen- nog niet geïncasseerd.
Met deze e-mail stel ik de Rabobank daarom een termijn, als bedoeld in artikel 58 lid 1 Fw, van acht dagen na heden om (alsnog) tot uitoefening van haar pandrecht op voormelde vordering over te gaan. Indien de Rabobank de aan haar verpande vordering van MCV op De Hoorn niet uiterlijk op 15 mei 2013 heeft geïncasseerd, zal de curator deze vordering incasseren. (…)”
3.11
De curator heeft op deze e-mail een “out of office-reply” ontvangen van het mailadres van [A.] met de volgende inhoud:
“(…) Op dit moment ben ik niet op de bank aanwezig. Vrijdag 10 mei ben ik weer in de gelegenheid uw bericht te lezen. Tijdens mijn aanwezigheid kunt u contact opnemen met mijn collega’s van de afdeling KRM. Zij zijn te bereiken op telefoonnummer (…) en via mail (…). Deze mail wordt niet automatisch doorgestuurd (…)”
Donderdag 9 mei 2013 was Hemelvaartsdag.
3.12
In de ochtend van 16 mei 2013 heeft [A.] telefonisch contact opgenomen met de curator. Tijdens dat telefoongesprek heeft zij meegedeeld dat de vordering op De Hoorn nog niet was geïncasseerd. Daarop is namens de curator aan haar meegedeeld dat de bank niet meer inningsbevoegd was en dat de curator de vordering zou gaan innen.
3.13
Aan het einde van de middag van 16 mei 2013 heeft [A.] per e-mail de curator onder meer het volgende meegedeeld:
“(…) U heeft mij verzocht om de voortgang (…) in het dossier Meat Combinatie Veluw. Excuus voor mijn late reactie. Maar zoals telefonisch besproken ontvangt u van mij hierbij de stand van zaken en onze verwachtingen.
(…)
Volgende mutaties hebben op de rekening plaatsgevonden:
Verpande debiteuren aangeschreven en deels geïncasseerd: EUR 24.359,49 credit de vordering van De Hoorn EUR 51.968,59 credit (is reeds voldaan)
(…)
Voortgang debiteurenincasso:
In de bijlage een overzicht van de incasso’s met de bevindingen/betalingen. Wij verwachten hieruit geen betalingen meer. Vanaf heden zullen wij geen actieve incassoacties op ondernemen. Mocht er nog een betaling binnenkomen op de rekening, dan zullen wij jullie wel op de hoogte stellen. (…)”
Op het bij de e-mail gevoegde overzicht staat bij “Hoorn”:
“inmiddels geïnd en verrekend met de openstaande vordering van Rabobank Woudenberg-Lunteren”
3.14
Per e-mail bericht van 16 mei 2013 te 18.31 uur heeft de curator Rabobank verzocht en zo nodig gesommeerd het volgens haar onbevoegd geïnde bedrag binnen zeven dagen na 16 mei 2013 te betalen op de boedelrekening van MCV. Rabobank heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.
3.15
Bij brief van 16 mei 2013 heeft de curator De Hoorn verzocht en zo nodig gesommeerd het bedrag van € 51.968,59 binnen zeven dagen na 16 mei 2014 te betalen aan de boedel van MCV. De Hoorn heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
De curator heeft in eerste aanleg kort weergegeven gevorderd de veroordeling van de bank tot betaling van € 51.968,59 vermeerderd met de wettelijke (handels)rente daarover. De curator heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat de bank door de verpande vordering te innen na het verstrijken van de in artikel 58 Faillissementswet (Fw) bedoelde termijn, onrechtmatig heeft gehandeld jegens de boedel. De bank dient de schade die de boedel daardoor heeft geleden te vergoeden. Die schade bestaat uit het bedrag van de onbevoegd geïncasseerde vordering.
4.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 22 april 2015 de vordering toegewezen. De rechtbank heeft kort samengevat geoordeeld dat de curator op juiste wijze gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om een termijn te stellen als bedoeld in artikel 58 Fw en dat de bank, door eerst na het verstrijken van deze termijn de vordering te innen, schadeplichtig is geworden jegens de boedel.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
In grief I heeft de bank gesteld dat de feitenvaststelling door de rechtbank in het vonnis van 22 april 2015 onvolledig is. Het hof merkt daarbij op dat de rechter bij de vaststelling van de feiten een grote vrijheid toekomt en daarin die feiten kan vaststellen welke hij voor de beoordeling van het geschil relevant vindt. De grief faalt dan ook. Voor zover in de door de bank aangedragen aanvullingen van de feiten voorts een inhoudelijk standpunt wordt ingenomen, zal het hof bij de inhoudelijke beoordeling van het geschil daarop ingaan.
5.2
In deze zaak gaat het kort gezegd om de vraag of de curator op juiste wijze gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om de bank een termijn te stellen in de zin van artikel 58 Fw, waarbinnen de bank tot uitoefening van haar pandrecht kon overgaan. Het ging daarbij om de aan de bank verpande vordering van MCV op De Hoorn. De curator heeft bij e-mail van 7 mei 2013 de bank daarvoor een termijn van acht dagen gesteld. De curator stelt dat de bank jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, door pas na het verstrijken van die termijn de desbetreffende vordering (alsnog) te innen, terwijl zij toen daartoe niet meer bevoegd was. Daardoor is de boedel benadeeld en is er schade geleden. De bank voert in de door haar opgeworpen grieven bezwaren aan tegen het vonnis van de rechtbank, waarbij zij haar in eerste aanleg gevoerde verweren tegen de stellingen van de curator grotendeels herhaalt.
5.3
Met grief IV en de toelichting daarop stelt de bank haar meest verstrekkende, door de rechtbank verworpen, verweer aan de orde, te weten dat de bank de vordering al had geïnd op 18 maart 2013. Op die datum heeft de bank aan De Geerhoek Beheer een bedrag van
€ 52.000,- ter lening verstrekt onder de voorwaarde dat dat bedrag uitsluitend mocht worden gebruikt voor de betaling van de vordering van MCV op De Hoorn en heeft zij dat geld diezelfde dag op een geblokkeerde rekening gestort. Die feiten zijn als zodanig door de curator niet betwist. Zij stelt zich echter op het standpunt dat de beschikking hebben over gelden iets anders is dan daadwerkelijke voldoening van de schuldenaar aan de pandhouder. In haar visie werd de vordering pas voldaan op het moment dat het desbetreffende bedrag werd bijgeschreven op de rekening van MCV, conform het bepaalde in artikel 6:114 lid 2 BW, op 16 mei 2013, in welke visie de rechtbank is meegegaan in het bestreden vonnis (r.o. 4.8).
5.4
Het hof overweegt als volgt. Artikel 3:246 lid 1 BW bepaalt dat wanneer het pandrecht op een vordering rust, de pandhouder bevoegd is betalingen in ontvangst te nemen, indien mededeling is gedaan van het pandrecht aan de schuldenaar. De bank heeft onweersproken gesteld dat zij nadat MCV op 13 november 2012 in staat van faillissement was verklaard haar pandrecht op de vorderingen van MCV openbaar heeft gemaakt. Nu de bank het bedrag van € 52.000 betreffende de vordering van MCV op De Hoorn - dat door haar ter leen was verstrekt aan De Geerhoek Beheer - op 18 maart 2013 op een door haar gehouden, geblokkeerde rekening heeft gestort, uitsluitend met het doel om daarmee de vordering van MCV op De Hoorn te voldoen, was naar het oordeel van het hof voor inning door de curator na die datum geen plaats meer. De vordering werd immers geïncasseerd op 18 maart 2013 toen de bank, die als pandhouder bevoegd was betaling op de verpande vorderingen in ontvangst te nemen en waaraan dientengevolge dus ook bevrijdend kon worden betaald, de beschikking kreeg over het desbetreffende bedrag. Grief IV slaagt dus en de overige grieven hoeven daarmee geen verdere bespreking.

6.De slotsom

6.1
Het hoger beroep slaagt, hetgeen leidt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van de vordering van de curator. De vordering tot terugbetaling van hetgeen de bank ter uitvoering van het bestreden vonnis aan de curator heeft voldaan vermeerderd met de wettelijke rente daarover zal eveneens worden toegewezen, nu deze vordering op zich zelf door de curator niet is betwist.
6.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de curator in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van de bank zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 868
- salaris advocaat
€ 1.788(2 punten x tarief IV)
Totaal € 2.656
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de bank zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 77,84
- griffierecht € 1.937
subtotaal verschotten € 2.014,84
- salaris advocaat
€ 1.631(1 punt x tarief IV)
Totaal € 3.645,84
6.3
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 22 april 2015 en doet opnieuw recht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt de curator om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest aan de bank terug te betalen al hetgeen de bank ter uitvoering van het vernietigde vonnis aan de curator heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling,
veroordeelt de curator in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van de bank wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 2.656 en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 3.645,84,
veroordeelt de curator in de nakosten, begroot op € 131, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68 in geval de curator niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening,
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer en anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, C.J.H.G. Bronzwaer en A.E. Veerman en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2016.