ECLI:NL:GHARL:2016:3814

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
200.170.992/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg over de partij bij overeenkomst en de betekenis van schriftelijke overeenkomsten in civiel recht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2016, staat de vraag centraal wie partij is bij een overeenkomst. De appellant, [appellant], heeft een lening verstrekt aan de geïntimeerde, [geïntimeerde], die in eerste aanleg door de kantonrechter werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet met [geïntimeerde] was gesloten, maar met [bedrijf geintimeerde]. In hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering herhaald en betoogd dat de lening persoonlijk aan [geïntimeerde] was verstrekt, ondanks de tekst van de overeenkomst die dit zou tegenspreken. Het hof heeft de feiten uit de eerdere uitspraak overgenomen en vastgesteld dat [geïntimeerde] niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar verweer te onderbouwen. Het hof oordeelt dat de grieven van [appellant] slagen, en vernietigt de eerdere vonnissen. Het hof veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de lening, vermeerderd met rente en kosten. De uitspraak benadrukt het belang van de schriftelijke overeenkomst en de stelplicht van partijen in civiele procedures. De kosten van beide instanties worden ook aan [geïntimeerde] opgelegd, en het hof verklaart de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.170.992/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 30630841 / CV EXPL 14-4248)
arrest van 17 mei 2016
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ( [land 1] ),
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. S.M.E. van Dijsseldonk, kantoorhoudend te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. H.H. Gerdes, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 26 januari 2016 hier over. Hierna heeft een comparitie van partijen plaatsgehad, waarna het hof op grond van het zittingsdossier arrest heeft bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.1, 2.2 en 2.3 van genoemd vonnis van 2 december 2014 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, luiden:
2.1.1
[appellant] heeft met [geïntimeerde] een overeenkomst gesloten die is neergelegd in een akte van d.d. 14 juni 2010. De akte luidt, voor zover van belang:
"
Schuldbekentenis en Akte van Geldlening
De ondergetekenden:
[geïntimeerde] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in rechte handelend namens [bedrijf geintimeerde] te [vestigingsplaats] , [adres 2] [vestigingsplaats] in [land 2] ,
hierna te noemen de schuldenaar,
verklaart wegens ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan:
[appellant] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en wonende aan [adres 1] [woonplaats] in [land 1] ,
hierna te noemen de schuldeiser,
de som van 10.000 euro, zegge tienduizend euro, hierna te noemen de hoofdsom.
De navolgende bepalingen zijn van toepassing:
1. De hoofdsom is beschikbaar voor schuldenaar op 14 juni 2010 en opeisbaar door schuldeiser op uiterlijk 30 september 2010.
2. Over de hoofdsom of het na aflossing resterende gedeelte daarvan is met ingang van 14 juni 2010 een rente verschuldigd van 8 procent per jaar, te voldoen op de eerste van de maand, voor het eerst op 14 juli 2010.
Daarnaast is verschuldigd een eenmalig bedrag, gelijk aan 5% over de hoofdsom. (...)"
2.1.2
[bedrijf geintimeerde] is een vennootschap van [geïntimeerde] en haar echtgenoot.
2.1.3
[appellant] heeft [geïntimeerde] aangesproken tot terugbetaling van de lening. [geïntimeerde] is ook na herhaald verzoek niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil en de beslissing van de kantonrechter

3.1
[appellant] heeft veroordeling tot betaling van de opeisbare lening gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft op grond van de tekst van de overeenkomst voorshands aangenomen dat de overeenkomst niet is gesloten met [geïntimeerde] , maar met [bedrijf geintimeerde] . Nadat aan [appellant] bewijs van zijn stellingen was opgedragen en deze daarvan had afgezien, is diens vordering afgewezen.
4. De beoordeling van de grieven en de vordering
4.1
De grieven van [appellant] , die strekken tot handhaving van zijn vordering, beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen en lenen zich om die reden voor gezamenlijke behandeling. Het hof oordeelt als volgt.
4.2
De beantwoording van de vraag of iemand voor zichzelf of in naam van een ander heeft gecontracteerd, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (ECLI:NL:HR:1977:AC1877). De stellingen van [appellant] komen erop neer dat - anders dan de tekst van de overeenkomst suggereert - de lening door [geïntimeerde] niet namens [bedrijf geintimeerde] is aangegaan, maar in persoon. [geïntimeerde] heeft zich verweerd met een beroep op (de bewijskracht van) die tekst, die volgens haar immers voor zich spreekt. Daaraan heeft zij in eerste aanleg toegevoegd dat het geld is aangewend voor de voldoening van een Portugese belasting en dat het op een Nederlandse rekening is overgemaakt, omdat dat sneller ging. Bij de beoordeling van dit verweer heeft de kantonrechter overwogen dat de overeenkomst dwingende bewijskracht heeft. Nu [appellant] tegen dat uitgangspunt geen eenduidige grief heeft aangevoerd, zal ook het hof van deze bewijskracht hebben uit te gaan.
4.3
In dit hoger beroep heeft [appellant] kort gezegd ter onderbouwing van zijn vordering het volgende aangevoerd. [geïntimeerde] en [appellant] waren persoonlijk bevriend geraakt, nadat [appellant] van [bedrijf geintimeerde] enige tijd voor het aangaan van de lening een huis in [land 2] had gekocht. Op die transactie na heeft nooit een zakelijke relatie bestaan tussen [appellant] en het in [land 2] gevestigde [bedrijf geintimeerde] . Persoonlijke tegenslag zorgde ervoor dat [geïntimeerde] op enig moment niet meer in haar levensonderhoud kon voorzien. Zij heeft zelf om die reden een lening gevraagd en [appellant] heeft die verstrekt. Het geld is in overeenstemming daarmee op haar persoonlijke bankrekening overgemaakt. Een lening aan [bedrijf geintimeerde] is in dit overleg volgens [appellant] nooit aan de orde geweest.
4.4
Gelet op deze onderbouwing, die wordt gesteund door diverse producties (waaronder e-mails), en die in dit hoger beroep omstandig is uitgewerkt, had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen haar verweer nader toe te lichten of te onderbouwen. Zij kon niet (langer) volstaan met een beroep op (de bewijskracht van) de tekst van de overeenkomst. Bij de vereiste nadere onderbouwing van het verweer dient in het bijzonder te worden gedacht aan concrete informatie omtrent de doorbetaling van het geleende bedrag aan [bedrijf geintimeerde] , alsmede de specifieke bestemming en de besteding ervan. Net als in eerste aanleg ontbreekt dergelijke onderbouwing echter geheel. [geïntimeerde] is daarnaast zonder voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen op de comparitie waar zij alsnog aan haar verweer invulling had kunnen geven. Het hof constateert wat dat aangaat met name dat [geïntimeerde] haar stelling ter comparitie in eerste aanleg dat zij dit geld nodig had voor haar Portugese onderneming, op geen enkele wijze met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. Daarmee is zij ook in appel in gebreke gebleven gemotiveerd de desbetreffende, en herhaalde stelling van [appellant] te weerspreken.
4.5
Het had bovendien op haar weg gelegen (gemotiveerd) te bestrijden dat [appellant] , zoals deze heeft aangevoerd, het geld direct van zijn eigen Portugese rekening had kunnen overboeken. Als die stelling juist is, valt immers de noodzaak van betaling op een Nederlandse rekening niet in te zien. Dat heeft [geïntimeerde] nagelaten. Ook los daarvan komt haar verweer op dit punt niet steekhoudend voor, omdat vervolgens toch de Nederlandse privérekening van [geïntimeerde] voor doorbetaling aan [bedrijf geintimeerde] in [land 2] had moeten worden gebruikt. [geïntimeerde] heeft wat dit betreft evenzeer nagelaten haar verweer (nader) te onderbouwen en heeft ook op dit punt geen gebruik gemaakt van de gelegenheid haar verweer ter comparitie te verduidelijken.
4.6
Ten slotte had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen verweer te voeren ter zake van de e-mailwisseling waar [appellant] zich op beroept. Zij had althans het hof in de gelegenheid moeten stellen haar daaromtrent ter comparitie vragen te stellen. Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt immers dat [geïntimeerde] [appellant] meerdere keren om een persoonlijke lening heeft verzocht, ook nadat de onderhavige lening al was verstrekt ("Kun je mij geld lenen"; "Ik heb je (…) gevraagd of t mogelijk is mij nog een bedrag te lenen"), dat ze persoonlijk wilde terugbetalen ("Er is nooit sprake van geweest dat ik die 10000 ex rente niet zou terugbetalen"; "terugbetaling van mijn schuld aan jou") en dat ze heeft toegezegd de schuld met privémiddelen af te lossen ("Je kunt er van op aan dat ik echt alles in het werk stel om mijn schuld af te betalen. Mijn huis in [woonplaats] staat zelfs te koop"). Ook in zoverre schiet [geïntimeerde] in haar verweer tekort. Dat al deze correspondentie verliep via zakelijke e-mailadressen van [geïntimeerde] , zoals zij nog wel heeft aangevoerd, kan haar niet baten, omdat tegelijkertijd onbetwist is gebleven dat zij ook voor persoonlijke aangelegenheden van zakelijke e-mailadressen gebruik maakt ( [e-mailadres] en [e-mailadres] ), en dat zij zelfs niet over een privé e-mailadres beschikt.
4.7
Uit al het voorgaande, beoordeeld in onderlinge samenhang, volgt dat de vordering in dit hoger beroep als onvoldoende gemotiveerd betwist is vast komen te staan. Nu daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, geldt dat ook voor de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten.

5.Slotsom

5.1
De grieven slagen, zodat de bestreden vonnissen moeten worden vernietigd. Het hof zal [geïntimeerde] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten
nihil
- griffierecht
nihil
totaal verschotten
nihil
en voor salaris advocaat/gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief: II
2 punten x € 452,-
904,-
5.2
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten
nihil
- griffierecht
711,-
totaal verschotten
711,-
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief: II
2 punten x € 894,-
1.788,-
eventueel te vermeerderen met nasalaris advocaat en eventuele andere nakosten
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 2 december 2014 en 17 februari 2015 en doet opnieuw recht;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van € 13.986,17, vermeerderd met de contractuele rente van 8% per jaar over dit bedrag vanaf 1 mei 2014 tot aan de dag van algehele betaling;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 968,00 incl. btw ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraken aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 904,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op nihil voor verschotten, en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 711,- voor verschotten;
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en -voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, en te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. J.N. Bartels en mr. K.M. Makkinga en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 mei 2016.