ECLI:NL:GHARL:2016:3907

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
20 mei 2016
Zaaknummer
21-001176-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en kinderporno: Veroordeling van verdachte voor seksuele uitbuiting van minderjarige meisjes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mensenhandel en kinderporno, waarbij hij drie minderjarige meisjes (16 en 17 jaar oud) heeft geworven en gedwongen om in de prostitutie te werken. De verdachte heeft de meisjes onder druk gezet en hen gefaciliteerd in hun prostitutiewerkzaamheden, waaronder het maken van seksadvertenties en het regelen van klanten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers heeft uitgebuit en hen heeft gedwongen om hun verdiensten af te staan. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, waarvan een jaar voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De zaak benadrukt de kwetsbaarheid van minderjarigen in de prostitutie en de noodzaak van bescherming tegen seksuele uitbuiting. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers, die aanzienlijke immateriële en materiële schade hebben geleden door zijn handelen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001176-14
Uitspraak d.d.: 20 mei 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 februari 2014 met parketnummer 18-850215-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [1987] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. Egul naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na toegestane nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente(n) Groningen, Hoogezand-Sappemeer, en/of Winsum, en/of (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ), (telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 2°),
en/of
B)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ), (telkens) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
en/of
C)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ) met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , (telkens) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
bestaande die enige handeling(en) en/of dat voordeel trekken hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- die [slachtoffer 1] heeft verzocht om (pikante) foto’s van haar te maken/leveren, en/of (vervolgens) advertentie(s) heeft gemaakt/vervaardigd en/of geplaatst op internetsite(s) (o.a. website “ [website] ” en/of “ [website] ”) waarin die [slachtoffer 1] (onder de naam “ [slachtoffer 1] ”) werd aangeboden als prostituee, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft overgehaald en/of in de gelegenheid gesteld om (tegen betaling) seks te hebben met een of meer mannen, en/of (vervolgens) heeft tewerkgesteld als prostituee en/of daartoe afspraken heeft gemaakt en/of laten maken met een of meer (potentiële) klanten en/of
- een (werk)telefoon en/of (werk)kamer en/of condooms voor die [slachtoffer 1] heeft geregeld en/of ter beschikking gesteld, en/of die [slachtoffer 1] heeft vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een werkadres, en/of
- zorg heeft gedragen voor controle en/of begeleiding en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [slachtoffer 1] (onder de naam “ [slachtoffer 1] ”), en/of
- die [slachtoffer 1] (een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutie heeft laten afstaan.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente Groningen en/of (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] , (telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 2°),
en/of
B)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] , (telkens) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
en/of
C)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] , met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , (telkens) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
bestaande die enige handeling(en) en/of dat voordeel trekken hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- ( pikante) foto(‘s) van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt en/of (vervolgens) advertentie(s) heeft gemaakt/vervaardigd en/of geplaatst op internetsite(s) o.a. website “ [website] ” en/of “ [website] ”) waarin die [slachtoffer 2] (onder de naam “ [slachtoffer 2] ”) werd aangeboden als prostituee, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft overgehaald en/of in de gelegenheid gesteld om (tegen betaling) seks te hebben met een of meer mannen, en/of (vervolgens) heeft tewerkgesteld als prostituee en daartoe afspraken heeft gemaakt en/of laten maken met een of meer (potentiële) klanten en/of
- een (werk)telefoon en/of (werk)kamer en/of condooms voor die [slachtoffer 2] heeft geregeld en/of ter beschikking gesteld, en/of die [slachtoffer 2] heeft vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een werkadres, en/of
- zorg heeft gedragen voor controle en/of begeleiding en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [slachtoffer 2] (onder de naam “ [slachtoffer 2] ”), en/of
- die [slachtoffer 2] (een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutie heeft laten afstaan.
3
(Primair)
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente Groningen en/of (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ), (telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 2°),
en/of
B)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ), (telkens) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 3] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
terwijl die [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
bestaande die enige handeling(en) hieruit dat die [verdachte] en/of zijn mededader(s) (telkens)
- die [slachtoffer 3] heeft verzocht om (pikante) foto’s van haar te maken/leveren en/of (vervolgens) advertentie(s) heeft geplaatst op internetsite(s) (o.a. website “ [website] ” en/of “ [website] ”) waarin [slachtoffer 3] (onder de naam “ [slachtoffer 3] ”) werd aangeboden als prostituee, en/of
- die [slachtoffer 3] in de gelegenheid heeft gesteld, en/of heeft overgehaald, althans getracht over te halen, om (tegen betaling) seks te hebben met een of meer mannen, en/of
- ( daartoe) een (werk)telefoon voor die [slachtoffer 3] heeft geregeld en/of ter beschikking gesteld, en/of (werk)afspraken met die [slachtoffer 3] heeft gemaakt en/of aangegeven over een (werk)adres te beschikken en/of haar naar klanten te kunnen (laten) brengen, en/of uitgelegd en/of laten uitleggen wat de werkzaamheden als prostituee en/of in de escort inhouden en/of wat er van haar verwacht wordt, en/of dat zij een (gedeelte) van de opbrengst moest afstaan.
Althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
3.
(subsidiair)
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente Groningen en/of (elders) in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ), (telkens) te verwerven, vervoeren, over te brengen, huisvesten of opnemen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 2°),
en/of
B)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ), (telkens) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 3] (telkens) enige handeling(en) te ondernemen en/of heeft ondernemen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
C)
(telkens) opzettelijk voordeel te trekken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ), met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
- die [slachtoffer 3] verzocht om (pikante) foto’s van haar te maken/leveren voor het maken van een (sekscontact)advertentie en/of (vervolgens) die/dat advertentie(s) gemaakt en/of geplaatst op internetsite(s) (o.a. website “ [website] ” en/of “ [website] ”) waarin die [slachtoffer 3] (onder de naam “ [slachtoffer 3] ”) werd aangeboden als prostituee, en/of
- die [slachtoffer 3] in de gelegenheid gesteld, en/of overgehaald, althans getracht over te halen, om (tegen betaling) seks te hebben met een of meer mannen, en/of
- ( daartoe) een (werk)telefoon voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of ter beschikking gesteld, en/of (werk)afspraken met die [slachtoffer 3] gemaakt en/of aangegeven over een (werk)adres te beschikken en/of haar naar klanten te kunnen (laten) brengen, en/of uitgelegd en/of laten uitleggen wat de werkzaamheden als prostituee en/of in de escort inhouden en/of wat er van haar verwacht wordt, en/of dat zij een (gedeelte) van de opbrengst moest afstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 25 februari 2013 in de gemeente Groningen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die zich (onder de werknaam [slachtoffer 1] ) beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
bestaande die ontucht onder meer daarin, dat verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) het lichaam van die [slachtoffer 1] seksueel is binnengedrongen en/of zich door die [slachtoffer 1] heeft laten pijpen en/of aftrekken.
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
één- of meermalen (telkens) afbeelding(en), te weten vijf, althans een of meer, foto(‘s) en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een systeemkast HP en/of een systeemkast Boxxed, bevattende (een) afbeelding(en) (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) (telkens) bestonden uit (onder meer):
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of de ontblote borsten in beeld gebracht worden, en/of
- het door een meisje dat kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, (nadrukkelijk) tonen van haar ontblote borsten en/of geslachtsdelen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het 3 primair onder B en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voorts zal het hof verdachte ter zake het onder 1 en 2 (art. 273f sub 2° en sub 8° Sr), 3 en 5 tenlastegelegde partieel vrijspreken voor het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’.
In het bijzonder overweegt het hof aangaande de te geven vrijspraken het volgende.
Tezamen en in vereniging
Het hof heeft medeverdachte [medeverdachte] in diens zaak vrijgesproken ter zake het onder 1 en 2 (art. 273f sub 2° en sub 8° Sr) en onder 3 tenlastegelegde nu niet is komen vast te staan dat de medeverdachte zich al dan niet samen met verdachte schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel.
Het hof volgt het requisitoir van de advocaat-generaal in dier voege dat verdachte, gelet op voormelde vrijspraken in de zaak van de medeverdachte, eveneens dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 (art. 273f sub 2° en sub 8° Sr) en onder 3 tenlastegelegde ‘tezamen en in vereniging’ plegen van mensenhandel.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Het hof leidt uit het dossier af dat verdachte, al dan niet in zijn hoedanigheid als pooier, seks heeft gehad met aangeefster die op dat moment ouder was dan zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt.
Voor een bewezenverklaring van het bepaalde in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht dient komen vast te staan dat aangeefster zich beschikbaar heeft gesteld tot het verrichten van seksuele handelingen ‘
met een derde tegen betaling’.
Niet is gebleken dat aangeefster zich tegenover verdachte beschikbaar heeft gesteld om tegen betaling seks te hebben en/of zij vervolgens, in die context, ook seks met elkaar hebben gehad. Verdachte was immers geen klant van aangeefster en hij heeft haar ook niet betaald voor de seks.
Verdachte dient daarom, conform de vordering van de advocaat-generaal, te worden vrijgesproken. [1]
Ten aanzien van het 3 primair onder B tenlastegelegde
Artikel 273f Sr luidt voor zover relevant:
‘Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1°. degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die ander (….);
2°. degene die een ander werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die ander (…), terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
(….)
4°. degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (….) dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten (….);
5°. degene die een ander ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (….) dan wel ten aanzien van een ander enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen (….), terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt’.
De onder sub 1 strafbaar gestelde handelingen kunnen worden gezien als voorbereiding van de handelingen zoals strafbaar zijn gesteld onder sub 4. De onder sub 2 strafbaar gestelde handelingen kunnen worden gezien als voorbereiding van de handelingen zoals zijn strafbaar gesteld onder sub 5.
Het bepaalde sub 2 en sub 5 is van toepassing in geval het slachtoffer minderjarig is. Bij de sub 1 en sub 4 vermelde gedragingen hoeft het slachtoffer niet minderjarig te zijn. De minderjarigheid kan worden gezien als een bijzondere vorm van de kwetsbare positie zoals genoemd in het sub 1 bepaalde en van toepassing is bij het sub 4 bepaalde. Verschil met het sub 1 en 4 bepaalde is dat de verdachte (die vervolgd wordt voor de sub 2 en/of 5 vermelde gedragingen) strafbaar kan zijn zonder dat hij kennis heeft van die kwetsbare positie (in de zin van minderjarigheid).
In het arrest van 4 december 2014 [2] heeft het hof ten aanzien van sub 4 overwogen:
‘Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling blijkt dat deze deel uitmaakt van de wetgeving die strekt tot uitvoering van een aantal internationale instrumenten die ertoe strekken uitbuiting te voorkomen en strafbaar te stellen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever aan artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder het bepaalde onder ten vierde, een ruimere strekking heeft willen geven. Dat heeft tot gevolg dat de delictsomschrijving en – nu in de tenlastelegging dezelfde woorden zijn gebezigd – de tenlastelegging aldus dienen te worden gelezen dat “uitbuiting” daarvan deel uitmaakt, in die zin dat aan de in de delictsomschrijving (en in de tenlastelegging) voorkomende termen, ‘het verrichten van arbeid of diensten’ een zodanige uitleg wordt gegeven dat het gaat om arbeid en/of diensten die vanwege hun aard (zoals prostitutiewerkzaamheden) en/of omstandigheden waaronder die werkzaamheden worden verricht (bijvoorbeeld geen betaling, lange werkdagen etc.) – in combinatie met een in artikel 273f lid 1 onder 1 genoemd middel – een situatie van uitbuiting opleveren’.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 april 2016 ten aanzien van artikel 273f Sr lid 1 onder 4 overwogen:
‘2.3.2.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 2004, Stb. 645, waarbij het - later tot art. 273f Sr vernummerde - art. 273a Sr is ingevoerd, houdt onder meer in:
"ALGEMEEN
1. Inleiding
Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot uitvoering van aantal mondiale en regionale rechtsinstrumenten ter bestrijding van mensensmokkel, mensenhandel, uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.
(...)
Mensenhandel is kort gezegd het dwingen - in ruime zin - van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen.
(...)
Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid.
(...)
ARTIKELSGEWIJS
(...)
Het protocol en het kaderbesluit inzake de bestrijding van mensenhandel hebben betrekking op de bestrijding van mensenhandel met het oogmerk personen uit te buiten. Vanwege deze wijde en algemene strekking wordt voorgesteld om de ingevolge deze instrumenten strafbaar te stellen gedragingen te vatten in één nieuwe bepaling in titel XVIII van het Tweede Boek, gewijd aan misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Voorgesteld wordt om alle strafbaar te stellen gedragingen op te nemen in de nieuwe bepaling, en deze gedragingen (...) te kwalificeren als mensenhandel. Nu deze nieuwe bepaling ook mensenhandel, gericht op seksuele uitbuiting, omvat, heeft artikel 250a geen zelfstandige betekenis meer.
(...)
Het voorgestelde artikel 273a, eerste lid, ziet op mensenhandel in het algemeen, daaraan gerelateerde vormen van uitbuiting en het trekken van profijt daaruit."
(Kamerstukken II 2003/04, 29 291, nr. 3, p. 1, 2, 15, 17 en 18)
2.4.1.
Het tweede middel klaagt in de eerste plaats over het oordeel van het Hof dat 'uitbuiting' als een (extra) impliciet bestanddeel van het vierde onderdeel van art. 273f, eerste lid, Sr moet worden aangemerkt.
2.4.2.
Mede gelet op de wetsgeschiedenis en in aanmerking genomen dat handelen in strijd met art. 273f, eerste lid aanhef en onder 4º, Sr wordt gekwalificeerd als 'mensenhandel' en wordt bedreigd met een gevangenisstraf van acht jaren, moet worden aangenomen dat de in het vierde onderdeel omschreven gedragingen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:
2015:3309).
2.4.3.
Dit brengt mee dat die gedragingen eerst dan als 'mensenhandel' kunnen worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat voldaan is aan voormelde voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Het oordeel van het Hof dat 'uitbuiting' moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van art. 273f, eerste lid aanhef en onder 4º, Sr, is derhalve juist’.
Gelet op de wetsgeschiedenis, de rechtspraak en de wetssystematiek is het hof van oordeel dat ook ten aanzien van artikel 273f Sr sub 5 geldt dat pas tot een bewezenverklaring kan worden gekomen indien sprake is van uitbuiting. Voorts is het hof van oordeel dat in geval een persoon een minderjarige er toe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van een minderjarige enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat diegene zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
ener daadwerkelijk seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen die minderjarige en een derde, er sprake is van uitbuiting.
De vraag is echter of in geval de minderjarige zich wel beschikbaar heeft gesteld, maar er geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden er ook altijd sprake is van uitbuiting. Naar het oordeel van het hof dient die vraag ontkennend te worden beantwoord. Weliswaar kan het zich beschikbaar stellen onder zodanige omstandigheden plaatsvinden dat gesproken kan worden van uitbuiting, maar dat hoeft niet het geval te zijn. In een situatie dat een persoon een 17-jarige vraagt of ze thuis klanten wil ontvangen en die 17-jarige geeft aan dat ze dat wel wil, maar zij vervolgens geen klanten ontvangt, zijn naar het oordeel van het hof die feiten op zich onvoldoende om te spreken van een situatie waarin sprake was van uitbuiting.
[slachtoffer 3] (die destijds 16 jaar was) heeft verklaard dat ze op verzoek van verdachte foto’s van zichzelf heeft gemaakt. Zij droeg op die foto’s een bh en een string. Zij zorgde er voor dat haar hoofd niet op de foto’s kwam. Die foto’s heeft ze naar de verdachte gestuurd en verdachte heeft vervolgens advertenties gemaakt. In de advertentie stond als naam: [slachtoffer 3] . Toen de advertenties op internet stonden, werd ze gebeld. Ze zei echter steeds dat ze niet kon en dat de mannen maar moesten terugbellen. Ze heeft nooit een afspraak gemaakt.
Het hof is van oordeel dat op basis van de verklaring van [slachtoffer 3] niet gezegd kan worden dat zij is uitgebuit. Wel acht het hof bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geworven met het oogmerk van seksuele uitbuiting, zoals onder 3 (onderdeel A) primair is tenlastegelegd. Ook is sprake van een poging tot uitbuiting, zoals onder 3 (onderdeel B) subsidiair is tenlastegelegd. Het hof komt echter niet toe aan toe aan het subsidiair tenlastegelegde vanwege de keuze die door het openbaar ministerie is gemaakt bij de opstelling van de tenlastelegging. Die tenlastelegging is namelijk zo opgesteld dat het hof alleen aan het onder 3 subsidiaire tenlastegelegde kan toekomen in geval voor geen enkel onderdeel van het onder 3 primaire tenlastegelegde een bewezenverklaring volgt. Zoals hierboven al gesteld, acht het hof wel onderdeel A van het onder 3 primair tenlastegelegde bewezen.

Motivering ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken ter zake het onder 5 tenlastegelegde. De rechtbank heeft deze vrijspraak als volgt gemotiveerd.
‘De rechtbank heeft kennis genomen van de foto’s en op grond van deze eigen waarneming is de rechtbank van oordeel dat uit de foto’s niet kan worden afgeleid dat evident is dat daarop een persoon staat afgebeeld die ‘kennelijk’ (aanhalingstekens, hof) de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Het enkele feit dat de afgebeelde meisjes jonger zijn dan 18 jaar, is hiertoe onvoldoende’.
De raadsman heeft zich aangesloten bij de motivering van de rechtbank en om die reden vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof uitvoerig uiteengezet waarom redelijke uitleg van de wettekst van artikel 240b Sr meebrengt dat onder ‘kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt’ ook dient te worden begrepen ‘de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt’. De advocaat-generaal heeft het hof verzocht, indien het hof dat oordeel volgt - hetgeen het geval is -, dat oordeel expliciet te motiveren.
Bij Wet van 13 juli 2002,
Stb388 (i.w.tr. op 1 oktober 2002) is de leeftijdsgrens in artikel 240b Sr verhoogd van zestien naar achttien jaren.
De wetsgeschiedenis houdt, voor zover thans van belang, het volgende in:
De Memorie van Toelichting
‘In de uitvoeringspraktijk is soms discussie geweest over de betekenis van het woord ‘kennelijk’ (afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken). De vraag is gerezen of dit woord de reikwijdte van de bepaling beperkt of verruimt. Opneming van het woord ‘kennelijk’ berust op de overweging dat het bewijs van de leeftijd(scategorie) van het slachtoffer niet altijd te leveren valt, als zijn of haar identiteit niet bekend is. Daarom behoeft de leeftijd van het slachtoffer niet bewezen te worden. Aan de hand van de afbeelding moet een schatting worden gemaakt van de leeftijd. Het kan dus zijn dat vervolging en veroordeling achterwege blijven, omdat het kind ouder wordt geschat dan 15 jaar, terwijl niet kan worden uitgesloten dat de werkelijke leeftijd jonger dan 16 jaar is. Ook het omgekeerde kan zich voordoen: vervolging en veroordeling kunnen volgen, omdat het afgebeelde kind jonger dan 16 jaar oogt, terwijl het in werkelijkheid ouder kan zijn dan 15 jaar’. [3]
De Nota naar aanleiding van het verslag
‘De leden van de fractie van de PvdA stelden enige vragen naar aanleiding van het voorstel om de leeftijdsgrens te verhogen van 16 tot 18 jaar. Naar aanleiding daarvan breng ik het volgende naar voren. In artikel 240b Sr. is het woord ‘kennelijk' gehandhaafd. In het voorstel gaat het dus om de afbeelding van een persoon die kennelijk jonger is dan 18 jaar. Opneming van het woord ‘kennelijk’ berust op de overweging dat het bewijs van de leeftijd(scategorie) van het slachtoffer niet altijd te leveren valt, als zijn of haar identiteit niet bekend is dan wel niet te leveren valt, omdat een virtuele persoon geen echte leeftijd heeft. Dit woord heeft dus betekenis zowel voor het geval dat de afgebeelde persoon echt is als voor het geval dat het gaat om een virtuele persoon. Aan de hand van de afbeelding moet een schatting worden gemaakt van de leeftijd. Bij die schatting wordt rekening gehouden met alle kenmerken van het lichaam die enige indicatie kunnen geven omtrent de leeftijd van de desbetreffende persoon. Daartoe behoren ook de geslachtskenmerken. De aanwezigheid van zogenoemde volwassen geslachtskenmerken kan een belangrijke aanwijzing zijn dat de afgebeelde persoon ouder dan 17 jaar is. De afwezigheid van deze kenmerken kan een sterke aanwijzing vormen dat de betrokken persoon jonger is dan 18 jaar. Artikel 240b Sr. voorziet ook in de bescherming van minderjarigen die volgroeid zijn. Als komt vast te staan dat de afgebeelde persoon die er als een volwassene uitziet, onder de leeftijdsgrens zit, is er sprake van strafbare kinderporno. Dat verandert niet door de voorgestelde verhoging van de leeftijdsgrens, al zal de groep van volgroeide minderjarigen die strafrechtelijke bescherming genieten, daardoor in omvang toenemen’. [4]
Bij Wet van 26 november 2009,
stb2009, 544 (i.w.tr. op 1 januari 2010) is artikel 240b opnieuw gewijzigd. Deze wijziging strekte tot uitvoering van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Verdrag van Lanzarote,
Trb.2008, 58, Stb 2009,543). [5]
De Memorie van Antwoord
‘De leden van de fractie van het CDA stelden een vraag over de beschermingsomvang van artikel 240b Sr, de strafbaarstelling van kinderpornografie. Onder verwijzing naar een passage uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008/09, 31 810, nr. 7, p. 6) vroegen deze leden of een afbeelding van een persoon die in werkelijkheid jonger is dan 18 jaar maar volwassen oogt ook onder de bescherming van artikel 240b Sr valt. Ik kan deze vraag bevestigend beantwoorden. Het uitgangspunt bij de strafbaarstelling van kinderpornografie is dat alle personen beneden de leeftijd van 18 jaar bescherming genieten. Ook kinderen die volwassen ogen worden beschermd. Opneming door de wetgever van het woord «kennelijk» in de delictsomschrijving berust op de overweging dat het bewijs van de minderjarige leeftijd van de afgebeelde persoon niet altijd te leveren valt als zijn of haar identiteit niet bekend is. Daarom behoeft de werkelijke leeftijd van het slachtoffer niet bewezen te worden. De term «kennelijk» staat evenwel niet in de weg aan de strafbaarheid van een pornografische afbeelding van een kind met het uiterlijk van een volwassene. Aan de vervaardiging daarvan ligt immers daadwerkelijk de seksuele uitbuiting van een kind ten grondslag. Artikel 240b Sr voorziet in de bescherming van alle kinderen, ook kinderen die volgroeid zijn. Als komt vast te staan dat de afgebeelde persoon die het uiterlijk van een volwassene heeft, in werkelijkheid beneden de leeftijd van 18 jaar is, is
derhalve sprake van strafbare kinderpornografie’. [6]
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof onmiskenbaar dat de minister met de wijziging in artikel 240b Sr niet heeft beoogd de bescherming van kinderen tegen daadwerkelijke uitbuiting te doen verzwakken. [7] Integendeel. Uit de geciteerde passages van de wetsgeschiedenis blijkt genoegzaam dat opname van het woord ‘kennelijk’ slechts is ingegeven door de gedachte dat ook personen van wie de exacte leeftijd - om welke reden dan ook - niet kan worden vastgesteld, moeten worden beschermd. In het onderhavige casus doen dergelijke bewijsproblemen zich niet voor. Vast staat dat [slachtoffer 1] in de tenlastegelegde periode jonger was dan achttien jaren oud. Dit betekent dat afbeelding van de foto van [slachtoffer 1] , welke foto het hof ter terechtzitting heeft waargenomen en waarvan het hof vaststelt dat die afbeelding een seksuele gedraging bevat, valt onder de reikwijdte van artikel 240b Sr.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 primair onder A, 3 subsidiair onder B en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente
(n
)Groningen, Hoogezand-Sappemeer, en
/ofWinsum, en/of
(elders)in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A)
een ander
of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ),
(telkens)heeft geworven en meermalen heeft vervoerd,
overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 2°),
en
/of
B)
een ander
of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ),
(telkens)ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
en/of vooreen derde tegen betaling
dan wel tezamen en in vereniging anderen ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
en meermalen
/of
C)
(telkens)opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
die/een ander of anderen, te weten[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ) met
en/of vooreen derde tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1]
, (telkens)de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
bestaande die
enigehandeling
(en
)en
/ofdat voordeel trekken hieruit dat verdachte en/of zijn mededader
(s
) (telkens)
- die [slachtoffer 1] heeft verzocht om (pikante) foto’s van haar te maken/leveren, en
/of(vervolgens) advertentie
(s
)heeft gemaakt/vervaardigd en
/ofgeplaatst op internetsite
(s
)(o.a. website “ [website] ” en/of “ [website] ”) waarin die [slachtoffer 1] (onder de naam “ [slachtoffer 1] ”) werd aangeboden als prostituee, en
/of
- die [slachtoffer 1] heeft overgehaald en
/ofin de gelegenheid gesteld om (tegen betaling) seks te hebben met
een of meermannen, en
/of(vervolgens) heeft tewerkgesteld als prostituee en
/ofdaartoe afspraken heeft
gemaakt en/oflaten maken met
een of meer(potentiële) klanten en
/of
- een (werk)telefoon en
/of(werk)kamer en
/ofcondooms voor die [slachtoffer 1] heeft geregeld en
/ofter beschikking gesteld, en
/ofdie [slachtoffer 1] heeft vervoerd en
/oflaten vervoeren naar en
/ofvan een werkadres, en
/of
- zorg heeft gedragen voor controle en
/ofbegeleiding
en/of toezichtop de prostitutiewerkzaamheden en
/ofverdiensten en
/ofafspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [slachtoffer 1] (onder de naam “ [slachtoffer 1] ”), en
/of
- die [slachtoffer 1]
(een gedeelte van
)de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutie heeft laten afstaan.
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente Groningen en/of
(elders)in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A)
een ander
of anderen,te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] ,
(telkens)heeft geworven en vervoerd
overgebracht, gehuisvest of opgenomen,met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 2°),
en
/of
B)
een ander
of anderen,te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] ,
(telkens)ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
en/of vooreen derde tegen betaling
dan wel tezamen en in vereniging anderen ten aanzien van die [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
en meermalen
/of
C)
(telkens)opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
die/een ander of anderen, te weten[slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] , met
en/of vooreen derde tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] ,
(telkens)de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
bestaande die enige handeling
(en
)en
/ofdat voordeel trekken hieruit dat verdachte en/of zijn mededader
(s
) (telkens)
- een (pikante) foto
(‘s)van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt en
/of(vervolgens) een advertentie
(s)heeft gemaakt/vervaardigd en
/ofgeplaatst op een internetsite
(s)namelijk website “ [website] ”
en/of “ [website] ”)waarin die [slachtoffer 2] (onder de naam “ [slachtoffer 2] ”) werd aangeboden als prostituee, en
/of
- die [slachtoffer 2] heeft overgehaald en
/ofin de gelegenheid gesteld om (tegen betaling) seks te hebben met
een of meermannen, en
/of(vervolgens) heeft tewerkgesteld als prostituee en daartoe afspraken heeft gemaakt en/of laten maken met een of meer (potentiële) klanten en
/of
- een (werk)telefoon en
/of(werk)kamer en
/ofcondooms voor die [slachtoffer 2] heeft geregeld en
/ofter beschikking gesteld, en
/ofdie [slachtoffer 2] heeft vervoerd en/of laten vervoeren naar
en/of vanhet werkadres, en
/of
- zorg heeft gedragen voor controle en
/ofbegeleiding
en/of toezichtop de prostitutiewerkzaamheden en
/ofverdiensten
en/of afspraken over de uitbetaling van de verdienstenvan die [slachtoffer 2] (onder de naam “ [slachtoffer 2] ”), en
/of
- die [slachtoffer 2] (een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutie heeft laten afstaan.
3
(Primair)
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente Groningen en/of (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A)
een ander
of anderen,te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ),
(telkens)heeft geworven
, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 2°),
en/of
B)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ), (telkens) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 3] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
terwijl die [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
bestaande die enige handeling
(en
)hieruit dat die [verdachte]
en/of zijn mededader(s) (telkens)
- die [slachtoffer 3] heeft verzocht om (pikante) foto’s van haar te maken/leveren en
/of(vervolgens) advertentie(s) heeft geplaatst op internetsite(s) (o.a. website “ [website] ” en/of “ [website] ”) waarin [slachtoffer 3] (onder de naam “ [slachtoffer 3] ”) werd aangeboden als prostituee, en
/of
-
die [slachtoffer 3] in de gelegenheid heeft gesteld, en/of heeft overgehaald, althans getracht over te halen, om (tegen betaling) seks te hebben met een of meer mannen, en/of
- (daartoe)een (werk)telefoon voor die [slachtoffer 3] heeft geregeld en
/ofter beschikking gesteld, en
/of(werk)afspraken met die [slachtoffer 3] heeft gemaakt en
/ofaangegeven over een (werk)adres te beschikken en
/ofhaar naar klanten te kunnen (laten) brengen, en
/ofuitgelegd
en/of laten uitleggenwat de werkzaamheden als prostituee en/of in de escort inhouden en
/ofwat er van haar verwacht wordt, en
/ofdat zij een (gedeelte) van de opbrengst moest afstaan.
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 29 maart 2013 in de gemeente Groningen
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
één- of meermalen (telkens) afbeelding(en), te weten vijf, althans een of meer, foto(‘s) en/of (een
)gegevensdrager
(s), te weten een systeemkast HP
en/of een systeemkast Boxxed, bevattende
(een
)afbeelding
(en) (telkens)in bezit heeft gehad en die afbeelding heeft verspreid en
/ofaangeboden en
/ofopenlijk tentoongesteld
en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerden
/ofverworven
en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding
(en) (telkens) (een
)seksuele gedraging
(en)zichtbaar was
/waren, waarbij
(telkens)een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken
of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging
(en) (telkens)bestond uit
(onder meer):
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of de ontblote borsten in beeld gebracht worden, en/of
- het door een meisje dat kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, (nadrukkelijk) tonen van haar ontblote borsten
en/of geslachtsdelen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd
Het 3 primair onder A bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, verspreiden, aanbieden, openlijk tentoonstellen, en verwerven.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren wordt opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden onder meer een opname in een intramurale instelling.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De advocaat-generaal acht oplegging van de bijzondere voorwaarden thans niet opportuun.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan dat aan verdachte geen hogere straf wordt opgelegd dan de straf die verdachte van de rechtbank heeft gekregen.
Het oordeel van het hof
Bij het bepalen van de straf gaat het hof uit van de strafdoeleinden, te weten de vergelding, speciale en generale preventie.
In verband met die strafdoeleinden acht het hof voor strafoplegging in mensenhandelzaken in het algemeen de volgende omstandigheden van belang:
  • de periode waarin sprake is geweest van uitbuiting;
  • het aantal slachtoffers dat is uitgebuit;
  • de omstandigheid dat sprake is van een georganiseerd verband;
  • de wijze (zoals de mate van geweld) waarop het slachtoffer is gedwongen/bewogen de prostitutiewerkzaamheden te doen;
  • de leeftijd en/of kwetsbaarheid van het slachtoffer;
  • het aantal dagen per week en het aantal uren per dag waarop er gewerkt moest worden;
  • de werkzaamheden die verricht moesten worden;
  • de werkomstandigheden (werken op straat of binnen, werken tijdens ziekte en zwangerschap, zonder condoom);
  • de hoeveelheid geld die werd afgedragen;
  • het percentage van de verdiensten dat moest worden afgedragen;
  • overige omstandigheden zoals gedwongen abortus, tatoeages en borstvergrotingen;
  • de rol van verdachte met betrekking tot die uitbuiting (vervulde hij een kernrol of was hij ‘slechts’ faciliterend?);
  • de houding van de verdachte (heeft hij inzicht getoond in het kwalijke van zijn gedrag);
  • relevante recidive.
Verdachte heeft zich in een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan het plegen van mensenhandel en het in bezit hebben en (onder meer) verspreiden van een afbeelding bevattende kinderporno. Deze afbeelding betrof een foto van [slachtoffer 1] welke foto door verdachte is gebruikt voor het aanmaken van een seksadvertentie.
Verdachte heeft de slachtoffers, drie minderjarige meisjes (zestien en zeventien jaar oud) waarvan verdachte wist dat ze minderjarig waren, overgehaald en onder druk gezet om in de prostitutie te gaan werken. Verdachte heeft de seksadvertenties voor de meisjes geregeld waarin zij als meerderjarige prostituées werden aangeboden. Ook is door verdachte in de advertenties aangegeven dat de meisjes tot vergaande seksuele handelingen bereid waren en dat ook seks zonder condoom mogelijk was. Bij twee meisjes is het daadwerkelijk tot prostitutie gekomen. [slachtoffer 1] heeft verschillende keren tegen betaling seks gehad met voor haar onbekende mannen. Niet in alle gevallen werd bij het seksuele contact een condoom gebruikt. Bij [slachtoffer 2] is het bij twee klanten, op dezelfde dag, gebleven. Verdachte zorgde er voor dat de meisjes in bezit waren van een werktelefoon, zorgde voor het vervoer van en naar de klanten, en heeft tezamen en in vereniging met anderen een werkplek voor de meisjes geregeld. Voor dit laatste koos verdachte onder meer een ‘drugspand’ uit. Tenslotte moesten de meisjes de helft van de inkomsten die zij met de prostitutie verdienden aan verdachte afstaan.
Verdachte heeft, gelet op zijn handelwijze, schade toegebracht aan de lichamelijke en geestelijke integriteit van de meisjes, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen en op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen en het welzijn van de kwetsbare minderjarige meisjes die hij heeft uitgekozen.
Dat er geen sprake is geweest van dwang of dat de slachtoffers zo mogelijk hebben ingestemd met het sekswerk is, gegeven hun minderjarige leeftijd, niet van belang. De door verdachte overtreden bepalingen beogen immers minderjarigen te beschermen. Ook tegen zichzelf. Juist de leeftijd van de meisjes maakt hen immers kwetsbaar. Verdachte heeft van deze kwetsbaarheid misbruik gemaakt.
Gelet op het voorgaande acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op haar plaats. Verder kan het hof, met name vanuit het oogpunt van generale preventie, zich de oplegging van een hogere straf dan door de rechtbank is opgelegd, voorstellen.
Het hof hecht, meer dan de advocaat-generaal heeft gedaan in zijn requisitoir, aan de volgende omstandigheden, die het hof ten gunste van verdachte in aanmerking zal nemen.
Uit het psychologisch rapport van 24 juni 2013, opgemaakt door drs. [psycholoog] , psycholoog, volgt dat bij verdachte (onder meer en ook ten tijde van het tenlastegelegde) sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van een zeer lage begaafdheid. Verdachte kan zich onvoldoende redden in de zin van het structuren en regelen van zijn leven, zichzelf aansturen, opporren of begrenzen. Hij kan moeilijk hoofd- en bijzaken scheiden, prioriteiten stellen, oorzaak-gevolgrelaties overzien, enzovoorts. Het vermogen tot het maken van gezonde gedragskeuze is op grond van zijn cognitieve beperkingen zeer beperkt. Verdachte dient als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd te worden.
Uit het psychiatrisch rapport 20 september 2013 opgemaakt door dr. [psychiater] ,
psychiater, volgt dat bij verdachte (onder meer en ook ten tijde van het tenlastegelegde) sprake is van een verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis (gebrekkige ontwikkeling), hetgeen verdachtes gedragskeuzes ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed op een zodanige wijze dat het tenlastegelegde daaruit mede kan worden verklaard. Verdachte kan als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd worden.
Het hof acht de onderbouwing van de rapportages valide, neemt deze over en maakt deze tot de zijne. Dat verdachte ondanks zijn beperkingen in staat is geweest het tenlastegelegde te begaan, doet aan de conclusies van die rapportages - anders dan door de advocaat-generaal is betoogd - niet af.
Het hof acht alles afwegende de straf zoals door de rechtbank is opgelegd passend en geboden. Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Weliswaar zal het hof anders dan de rechtbank verdachte vrijspreken voor het 3 primair onder B en het onder 4 tenlastegelegde, maar daar staat tegenover dat het hof verdachte wél veroordeelt ter zake het onder 5 tenlastegelegde. Daarbij merkt het hof overigens op dat verdachte weliswaar een afbeelding van één van de slachtoffers in ontklede staat (onder meer) in bezit heeft gehad maar dat deze gedraging dient te worden bezien als onderdeel van zijn gedragingen die er op waren gericht op het in de prostitutie brengen van het slachtoffer.
Anders dan de rechtbank zal het hof als bijzondere voorwaarden slechts stellen dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzing door of namens Reclassering Nederland en dat verdachte, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, zal deelnemen aan (nieuw) diagnostisch onderzoek. In dat verband overweegt het hof nog het volgende.
In het dossier bevindt zich een reclasseringsrapport van 29 november 2013. Het is niet gelukt een recenter reclasseringsadvies omtrent verdachte uit te brengen. Hierdoor is niet te overzien of de destijds geadviseerde bijzondere voorwaarden, zoals ook door de rechtbank zijn gesteld, thans nog passend en geboden zijn. Uit de beschikbare rapportages volgt echter dat bij verdachte sprake is van - in beginsel - chronische problematiek (laagbegaafdheid). Het hof acht daarom in ieder geval bovenvermelde bijzondere voorwaarden aangewezen. Mocht de reclassering (nieuw) diagnostisch onderzoek wenselijk achten en uit dat onderzoek blijken dat verdachte alsnog is gebaat bij bijvoorbeeld een ambulante of klinische behandeling staat het de reclassering vrij het openbaar ministerie te verzoeken een vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarden in te dienen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.187,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.687,-,vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken - en ook niet weersproken - dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering bij wijze van voorschot op geleden immateriële schade zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gelet op de beperkte financiële draagkracht van verdachte zal het hof de duur van de vervangende hechtenis bepalen op één dag.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 5.241,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering tot schadevergoeding is opgebouwd uit een immaterieel gedeelte ad € 5.000,- en een materieel gedeelte van € 100,- en voorts een gedeelte ad € 141,- betreffende gemaakte kosten voor rechtsbijstand (eigen bijdrage).
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.240,-, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken - en ook niet weersproken - dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering bij wijze van voorschot op geleden immateriële schade zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gelet op de beperkte financiële draagkracht van verdachte zal het hof de duur van de vervangende hechtenis bepalen op één dag.
De gevraagde schadevergoeding van de kosten voor rechtsbijstand zijn naar het oordeel van het hof niet als rechtstreekse schade aan te merken (vgl. HR 21 september 1999, NJ 1999, 801). Dat brengt mee dat dergelijke kosten ook niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van de in art. 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voorziene maatregel. Uit genoemd arrest volgt voorts dat indien een benadeelde partij dergelijke proceskosten als onderdeel van de schade in de zin van art. 51a Sv vordert, zij in zoverre in die vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Een redelijke uitleg van art. 592a Sv brengt wel mee dat bij de begroting van de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van een benadeelde partij dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (vgl. HR 29 mei 2001, NJ 2002, 123).
Dat houdt in dat ter zake van de kosten als bedoeld in art. 56 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een vergoeding wordt toegekend op de voet van het in art. 56 e.v. Rv bepaalde en dat eventuele verdere, aangetoonde kosten van rechtsbijstand met inachtneming van het bepaalde in art. 57, zesde lid, Rv voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Het hof acht in dit geval een toekenning van een bedrag van € 141,- gemoeid met de eigen bijdrage van de kosten voor rechtsbijstand redelijk en billijk. Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op het liquidatietarief rechtbanken en hoven per 1 november 2004, zoals vastgesteld in overleg tussen vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en de Nederlandse Orde van Advocaten en met ingang van 1 september 2008 aangepast aan de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,- aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens is een bedrag ad € 143,- gevorderd ter zake kosten voor rechtsbijstand (eigen bijdrage).
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.143,-, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering van de benadeelde partij is ter terechtzitting van het hof niet weersproken. In beginsel komt deze derhalve voor integrale toewijzing in aanmerking. Het hof ziet - gelet op de redelijkheid en billijkheid - echter redenen om niet tot integrale toewijzing over te gaan.
Het hof wijst daarbij met name op de omstandigheid dat de benadeelde partij niet daadwerkelijk in de prostitutie heeft gewerkt en de lichamelijk en psychisch gevolgen die het bewezenverklaarde handelen van verdachte hebben gehad in zoverre beperkt zijn gebleven. Het hof ziet daarom aanleiding de vordering te matigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair onder A bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag bij wijze van voorschot op geleden immateriële schade zal worden toegewezen. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gelet op de beperkte financiële draagkracht van verdachte zal het hof de duur van de vervangende hechtenis bepalen op één dag.
Het hof acht in dit geval een toekenning van een bedrag van € 143,- gemoeid met de eigen bijdrage van de kosten voor rechtsbijstand redelijk en billijk. Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op het liquidatietarief rechtbanken en hoven per 1 november 2004, zoals vastgesteld in overleg tussen vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en de Nederlandse Orde van Advocaten en met ingang van 1 september 2008 aangepast aan de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 240b en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het 3 primair onder B en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair onder A, en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair onder A en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als de aanwijzingen inhouden dat de veroordeelde zich zal laten behandelen bij (Forensische) psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg;
- veroordeelde, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, zal deelnemen aan een (nieuw) diagnostisch onderzoek.
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst, bij wijze van voorschot, toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 11.187,- (elfduizend honderdzevenentachtig euro) bestaande uit € 1.187,- (duizend honderdzevenentachtig euro) materiële schade en € 10.000,- (tienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde, bij wijze van voorschot, een bedrag te betalen van
€ 11.187,- (elfduizend honderdzevenentachtig euro) bestaande uit € 1.187,- (duizend honderdzevenentachtig euro) materiële schade en € 10.000,- (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst, bij wijze van voorschot, toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.100,- (vijfduizend honderd euro) bestaande uit € 100,- (honderd euro) materiële schade en
€ 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 141,- (honderdeenenveertig euro).
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde, bij wijze van voorschot, een bedrag te betalen van
€ 5.100,- (vijfduizend honderd euro) bestaande uit € 100,- (honderd euro) materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst, bij wijze van voorschot, toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 143, (honderddrieënveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde, bij wijze van voorschot, een bedrag te betalen van
€ 500,- (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. H. Abbink en mr. J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en op 20 mei 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Vgl. Het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen ‘
3.Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 745, nr. 3, p. 4.
4.Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 745, nr. 6, p. 10.
5.Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 810, nr. 3 (MvT), p. 1.
6.Kamerstukken Eerste Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 808 (R1872) en 31 810, C, p. 9.
7.Vgl. Noyon/Langemeijer & Remmelink, Wetboek van Strafrecht, 3 Kennelijk jonger dan 18 jaar bij: Wetboek van Strafrecht, Artikel 240b [Kinderpornografie].