Uitspraak
de vrouw,
de man,
1.Het verdere geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
3.De slotsom
4.De beslissing
vier maanden na hedendaaromtrent te rapporteren en te adviseren;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot contact tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De vader had categorisch geweigerd om contact te hebben met zijn kinderen, wat leidde tot een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De zaak is eerder behandeld in een tussenbeschikking op 12 mei 2015. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2016 zijn de kinderen gehoord door twee raadsheren-commissaris. De vrouw, de moeder van de kinderen, is bijgestaan door haar advocaat, terwijl de vader werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. D. Vrolijks.
De kern van de zaak draait om de vraag of de vader ongeschikt of onmachtig is om omgang te hebben met zijn kinderen, zoals bedoeld in artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders, tenzij er ernstige bezwaren zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen de wens hebben om contact met hun vader te hebben en dat er geen ernstige bezwaren zijn die omgang in de weg staan. De vader heeft echter volhard in zijn weigering om contact te hebben, wat het hof zorgwekkend acht.
Het hof heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om nader onderzoek te doen naar de geschiktheid van de vader en de mogelijkheden voor contact tussen de vader en de kinderen. De behandeling van de zaak is voor vier maanden aangehouden, zodat de Raad kan rapporteren over de bevindingen. Het hof benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er alles aan gedaan moet worden om contact tussen hen en hun vader mogelijk te maken. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de kinderen, die de wens hebben om hun vader te leren kennen.