ECLI:NL:GHARL:2016:3940

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
23 mei 2016
Zaaknummer
200.184.013/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van verslavingsproblematiek van de ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren uit de relatie van de moeder en de vader. De moeder, die het gezag over de minderjarige heeft, heeft in hoger beroep de vernietiging van de beschikking van de kinderrechter verzocht, die de ondertoezichtstelling had verlengd tot 22 december 2016. De ouders hebben jarenlang met verslavingsproblematiek geworsteld, wat heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van de minderjarige. De moeder heeft aangevoerd dat de behandeling bij Verslavingszorg Noord-Nederland goed is verlopen en dat er geen risico op terugval is. De GI heeft echter betoogd dat er nog veel onrust is en dat de ouders nog niet in staat zijn om een stabiele opvoeding te bieden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2016 is de situatie van de ouders besproken, evenals de zorgen van de GI over de stabiliteit van de thuissituatie. Het hof heeft vastgesteld dat, ondanks de positieve ontwikkeling van de ouders, de risico's voor de minderjarige nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben een lange voorgeschiedenis van middelengebruik en er zijn zorgen over de woonomstandigheden en de betrokkenheid van de grootvader, die lijdt aan het syndroom van Korsakov. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.184.013/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/144245/FJ RK 15-924)
beschikking van de familiekamer van 10 mei 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen:
de moeder,
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer, kantoorhoudend te Leeuwarden,
en
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
kantoorhoudend te Leeuwarden,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen:
de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader] ,
wonende te [A] ,
hierna te noemen:
de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 11 december 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 4 januari 2016, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] op te heffen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 9 februari 2016, heeft de GI het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden.
2.3
De vader heeft binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend.
2.4
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- een brief van 20 januari 2016 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) met bijlagen;
- een journaalbericht van 8 februari 2016 van mr. Thiescheffer met bijlagen.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2016 plaatsgevonden. De moeder is (later) verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is verschenen mr. [B] en mevrouw [C] (jeugdbeschermer). De vader en de raad zijn uitgenodigd voor de zitting maar niet verschenen.
Mr. [B] heeft pleitaantekeningen in het geding gebracht.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de relatie van de vader en de moeder is [in] 2015 [de minderjarige] (hierna te noemen: [de minderjarige] ) geboren. De moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .
3.2
[de minderjarige] is bij beschikking van 22 december 2014 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Tevens is daarbij een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Bij beschikking van 7 januari 2015 is [de minderjarige] tot 22 december 2015 onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. [de minderjarige] heeft van 6 januari 2015 tot 31 maart 2015 bij een pleeggezin gewoond. Op 31 maart 2015 zijn [de minderjarige] en haar ouders opgenomen voor een gezinsbehandeling bij ' [D] ' van Verslavingszorg Noord-Nederland (hierna: VNN). Eind augustus 2015 is de behandeling daar afgerond. Sindsdien wonen de ouders en [de minderjarige] bij grootvader vaderszijde (hierna: grootvader vz).
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 22 december 2016.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
4.2
De moeder kan zich met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] niet verenigen. De situatie van art. 1:255 BW doet zich niet voor volgens de moeder. Zij voert aan dat het traject bij ' [D] ' goed is verlopen en vanwege inzet en het bereikte resultaat zelfs voortijdig (na zes maanden) is beëindigd. Er zijn nog urinecontroles maar die zijn niet meer wekelijks maar maandelijks en deze verlopen steeds goed. Er is regelmatig contact met het wijkteam in het kader van de zorg voor de grootvader vz en er is dan ook voldoende gelegenheid voor overleg over eventuele vragen van de ouders. Ten slotte geeft de moeder aan dat er binnenkort sprake zal zijn van een beschermingsbewind voor hen beiden.
4.3
De GI laat weten dat de ouders stappen in de goede richting hebben gezet en hun best doen om [de minderjarige] een stabiele en liefdevolle opvoeding te geven. Echter er is ook nog veel onrust en er zijn zaken die nog aangepakt dienen te worden. Beide ouders hebben een zeer belaste voorgeschiedenis, waaronder een jarenlange verslavingsproblematiek. Gelet op de zwaarte van de problematiek en de jonge leeftijd van [de minderjarige] acht de GI de beëindiging van de ondertoezichtstelling nog te prematuur. Er zal eerst sprake moeten zijn van meer bestendigheid van de keer ten goede. Daarbij komt dat ouders thans woonachtig zijn bij grootvader vz die lijdt aan het syndroom van Korsakov, dat deze woning te klein is en een verhuizing a.s. is, dat na de verhuizing het wijkteam als ondersteuning wegvalt en dat ouders omgang hebben met (een) ex-verslaafde(n), die ook op [de minderjarige] past, hetgeen de kans op een terugval vergroot.
4.4
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is het hof van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn.
4.5
[de minderjarige] ontwikkelt zich goed. Met de GI is het hof op grond van de bij het hof bekende informatie positief over de goede ontwikkeling bij de ouders gedurende het afgelopen jaar. De opname bij VNN afdeling gezinskliniek ' [D] ' is eind augustus 2015 goed afgesloten. Er zijn evenwel nog steeds zorgen. Bij de ouders is - naast een zeer belaste voorgeschiedenis - 10 tot 15 jaar sprake geweest van ernstig middelengebruik. Eind december 2014, net voor haar bevalling van [de minderjarige] , is de moeder positief getest op gebruik van cocaïne en cannabis, terwijl zij op dat moment al twee jaar in behandeling was bij VNN. De ouders hebben nog maar kort geleden hun behandeling voor hun verslavingsproblematiek afgerond.
Gelijk de raad heeft aangegeven zal er gedurende lange tijd streng moeten worden toegezien op het welbevinden van [de minderjarige] en het niet gebruiken van drugs door de ouders. Dit is van groot belang omdat [de minderjarige] nog erg jong en kwetsbaar is en voor haar welbevinden volstrekt afhankelijk is van de ouders.
De moeder heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat zij thans geen risico van terugval ervaart, maar daarmee bagatelliseert zij naar het oordeel van het hof de ernst van de problematiek. Alertheid blijft langdurig geboden. Dat het de afgelopen tijd goed is gegaan betekent niet dat de verslavingsproblematiek van de ouders verdwenen is. Ook zorgelijk acht het hof in dit kader dat de vader de ondertoezichtstelling wil beëindigen omdat er voor hem dan geen of minder urinecontroles zullen zijn.
4.6
Daarnaast spelen nog de door de GI benoemde zorgen zoals vermeld onder 4.3 en de omstandigheid dat de voor de vader geïndiceerde traumatherapie bij VNN nog niet is gestart en de moeder nog therapie voor haar ADHD volgt.
4.7
Tot slot is zorgelijk dat de ouders recent politiecontacten hebben gehad vanwege het ontvreemden van koper, waarvoor de moeder een nacht heeft vastgezeten en waarvoor zij nog zullen moeten voorkomen. Ter zitting heeft de vrouw erkend dat dat onverstandig van ze was, maar ze heeft het gebeuren ook gebagatelliseerd. Wat hun keuze(s) voor [de minderjarige] betekenen, ziet ze naar het oordeel van het hof onvoldoende in.
4.8
Gebrek aan hygiëne en de rommel in de woning zijn eveneens een zorg, maar kunnen gerelateerd zijn aan de te kleine woning. Of dat beter zal gaan als de ouders binnenkort in de nieuwe woning gaan wonen zoals de moeder verwacht, dient nog te blijken.
4.9
Bij de beoordeling van de vraag of de ondertoezichtstelling aangewezen is, stelt het hof het belang van [de minderjarige] voorop. De positieve ontwikkeling van de ouders is nog te pril en fragiel terwijl de problematiek ernstig en langdurig is (geweest) en er ook thans nog veel zorgen zijn. Het is dan ook veel te vroeg om de ondertoezichtstelling nu te beëindigen. Er zijn nog steeds risico's die een gezonde ontwikkeling van [de minderjarige] , ernstig bedreigen. Omdat ouders de zorgen bagatelliseren is het hof van oordeel dat de hulp in het vrijwillige kader onvoldoende zal worden geaccepteerd.
Het hof slaat daarbij ook mede acht op het advies van de raad zoals dat in het kader van de thuisplaatsing van [de minderjarige] is gegeven. De raad heeft in dat kader op 28 augustus 2015 ingestemd met een thuisplaatsing van [de minderjarige] , echter onder stringente voorwaarden zoals ook in dat schrijven is aangegeven. Onder meer is aangegeven dat de raad van mening is dat er gedurende een lange periode streng zal moeten worden toegezien op het welbevinden van [de minderjarige] en het niet gebruiken van drugs door de ouders waarbij expliciet toezicht dient te worden gehouden op [de minderjarige] onder meer door ook onaangekondigde huisbezoeken.
4.9
Gelet op het vooroverwogene acht het hof een verlenging van de ondertoezichtstelling dan ook noodzakelijk.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 11 december 2015;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. M.P. den Hollander en mr. G.M. van der Meer, bijgestaan door de griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 mei 2016.