Uitspraak
kantoorhoudende te [plaats] .
De beslissing van de kantonrechter
Het procesverloop
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2014. De zaak betreft een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij de hoorplicht is geschonden. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van proceskosten.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de betrokkene niet door de officier van justitie is gehoord, wat een schending van de hoorplicht inhoudt. De gemachtigde heeft aangevoerd dat deze schending moet leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking of tot matiging van de sanctie, maar het hof oordeelt dat de schending enkel betrekking heeft op de beslissing van de officier van justitie en niet op de inleidende beschikking zelf. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, maar oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte het verzoek om proceskostenvergoeding heeft afgewezen.
Het hof heeft bepaald dat de betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de kantonrechter de betrokkene (gedeeltelijk) in het gelijk heeft gesteld. De vergoeding is vastgesteld op € 487,-, gebaseerd op de proceshandelingen die zijn verricht door de gemachtigde. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot betaling van deze kosten aan de gemachtigde van de betrokkene.