ECLI:NL:GHARL:2016:3973

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
WAHV 200.155.310
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • J. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schending hoorplicht door de officier van justitie en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2014. De zaak betreft een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij de hoorplicht is geschonden. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van proceskosten.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de betrokkene niet door de officier van justitie is gehoord, wat een schending van de hoorplicht inhoudt. De gemachtigde heeft aangevoerd dat deze schending moet leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking of tot matiging van de sanctie, maar het hof oordeelt dat de schending enkel betrekking heeft op de beslissing van de officier van justitie en niet op de inleidende beschikking zelf. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, maar oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte het verzoek om proceskostenvergoeding heeft afgewezen.

Het hof heeft bepaald dat de betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de kantonrechter de betrokkene (gedeeltelijk) in het gelijk heeft gesteld. De vergoeding is vastgesteld op € 487,-, gebaseerd op de proceshandelingen die zijn verricht door de gemachtigde. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot betaling van deze kosten aan de gemachtigde van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.155.310
24 mei 2016
CJIB 163879103
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 16 juni 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, deze beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek tot het laten vervallen van de administratiekosten en het verzoek tot vergoeding van proceskosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en deze beslissing vernietigd, omdat de betrokkene ten onrechte niet door de officier van justitie is gehoord.
2. In hoger beroep heeft de gemachtigde aangevoerd dat de beslissing van de officier van justitie om de volgende redenen moet worden vernietigd. In de eerste plaats heeft de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om de gronden van het beroep aan te vullen, terwijl daar wel om was verzocht. In de tweede plaats is de officier van justitie ten onrechte niet overgegaan tot het horen van de betrokkene. In de derde plaats heeft de officier van justitie de motiveringsplicht geschonden. De kantonrechter heeft het vorenstaande miskend en het beroep ten onrechte ongegrond verklaard. Gelet op het voorgaande meent de gemachtigde dat er redenen zijn om de inleidende beschikking te vernietigen, dan wel de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
3. Met betrekking tot de stelling van de gemachtigde dat de kantonrechter heeft miskend dat de officier van justitie ten onrechte niet is overgegaan tot het horen van de betrokkene, overweegt het hof dat deze stelling feitelijke grondslag mist. De kantonrechter heeft immers overwogen dat de betrokkene ten onrechte niet door de officier van justitie is gehoord en heeft om die reden het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en deze beslissing vernietigd. Nu de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie reeds om die reden heeft vernietigd, behoefden de overige bezwaren van de gemachtigde tegen de beslissing van de officier van justitie geen bespreking meer.
4. De kennelijke opvatting van de gemachtigde dat een vormverzuim van de officier van justitie ook dient te leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking, dan wel een reden is om de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen, vindt geen steun in het recht. De geconstateerde schending van de hoorplicht betreft immers een gebrekkige totstandkoming van de beslissing van de officier van justitie en niet van de inleidende beschikking. Voor vernietiging van de inleidende beschikking bestaat in een dergelijk geval dan ook geen aanleiding.
5. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kantonrechter terecht het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, deze beslissing heeft vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond heeft verklaard. In zoverre zal het hof de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.
6. Met betrekking tot het verzoek om proceskostenvergoeding heeft de kantonrechter overwogen dat daartoe geen grond bestaat, nu de beslissing van de officier van justitie op grond van een formeel gebrek wordt vernietigd en de betrokkene voor het overige in het ongelijk wordt gesteld.
7. Het hof overweegt dat in het geval de kantonrechter, met de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie, de gemachtigde (gedeeltelijk) in het gelijk heeft gesteld, als uitgangspunt heeft te gelden dat aanleiding bestaat voor inwilliging van het verzoek om een vergoeding van de proceskosten, gemaakt in de procedure bij de kantonrechter. Dat is slechts anders indien geoordeeld zou moeten worden dat sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.
8. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van proceskosten is afgewezen, niet in stand kan blijven.
9. Het hof zal, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, bepalen dat aan de betrokkene een proceskostenvergoeding wordt toegekend. Voor de fase van het administratief beroep komt de betrokkene geen proceskostenvergoeding toe, aangezien de inleidende beschikking in stand is gebleven. Nu de betrokkene door het hof deels in het gelijk wordt gesteld, komt het verzoek om toekenning van een vergoeding voor de proceskosten, gemaakt in beroep bij de kantonrechter en in hoger beroep, wel voor inwilliging in aanmerking.
10. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift bij het hof. Aan het indienen van een beroepschrift dient telkens één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraag € 487,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 487,- (= 2 x € 487,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van proceskosten is afgewezen;
bevestigt de beslissing van de kantonrechter voor het overige;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 487,- te betalen aan de gemachtigde door overboeking op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.