In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) in het kader van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De vader van het kind had in eerste aanleg verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI, die een bezoekregeling tussen hem en zijn kind vaststelde, te laten vervallen. De rechtbank Midden-Nederland had dit verzoek op 22 mei 2015 afgewezen. De vader ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij niet was gehoord en niet in de gelegenheid was gesteld zijn zienswijze te geven op het besluit van de GI. Het hof oordeelde dat de aanwijzing een ernstige beperking van de omgang tussen de vader en het kind met zich meebracht en dat de GI de vader voorafgaand aan de beslissing had moeten informeren over de uitkomsten van de choplist, die van invloed was op de aanwijzing. Het hof concludeerde dat de aanwijzing niet op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen en heeft de bestreden beschikking vernietigd, de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen verklaard en het verzoek van de vader toegewezen.