ECLI:NL:GHARL:2016:405

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
WAHV 200.176.166
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Sekeris
  • M. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor verkeersgedrag met kentekenhouder als betrokkene

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een administratieve sanctie die is opgelegd aan de betrokkene, de kentekenhouder van een voertuig. De sanctie van € 220,- was opgelegd voor het niet volgen van de richting op een kruising, een gedraging die zou zijn verricht op 26 augustus 2013. De betrokkene stelde dat hij ten tijde van de gedraging op vakantie was in Marokko en dat hij zijn auto afgesloten voor zijn deur had achtergelaten. Hij voerde aan dat hij geen toestemming had gegeven aan iemand om in zijn auto te rijden en dat getuigen konden bevestigen dat de auto niet was gebruikt tijdens zijn afwezigheid.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak behandeld op 8 januari 2016, waarbij de betrokkene werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend en de betrokkene heeft een nadere toelichting gegeven. Het hof oordeelde dat de betrokkene niet voldoende concrete feiten en omstandigheden had aangevoerd om te twijfelen aan de ambtsedige verklaring van de verbalisant, die de gedraging had vastgesteld. De verklaringen van de getuigen werden niet als voldoende overtuigend beschouwd, omdat zij niet konden aantonen dat de auto gedurende de vakantie van de betrokkene niet was gebruikt.

Het hof concludeerde dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat hij het gebruik van zijn auto redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen. De sanctie werd daarom bevestigd, en het hof verklaarde het beroep ongegrond. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd, en het hof benadrukte dat de betrokkene als kentekenhouder verantwoordelijk is voor de gedragingen die met zijn voertuig zijn verricht, tenzij hij kan aantonen dat hij tegen zijn wil van het voertuig gebruik is gemaakt.

Uitspraak

WAHV 200.176.166
22 januari 2016
CJIB 175729360
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 24 maart 2015
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [naam]
wonende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
Daarbij is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
De zaak is behandeld ter zitting van 8 januari 2016. De betrokkene is verschenen bij gemachtigde, [naam] . Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. M.E. Joha.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “op een kruising niet de richting volgen die het voorsorteervak aangeeft”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 augustus 2013 om 17:28 uur op de Elandstraat te 's-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert aan dat hij ten tijde van de gedraging op vakantie was in Marokko en dat hij zijn auto afgesloten voor zijn deur had achtergelaten. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] kunnen dat bevestigen. Hij heeft de autosleutel niet bij iemand achtergelaten en hij had ook niemand toestemming gegeven om in zijn auto te rijden. De verbalisant heeft de bestuurder van zijn auto niet kunnen staandehouden, maar een dag later heeft de betrokkene weer een boete gehad. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de betrokkene eerder in de procedure een kopie van twee pagina's van een paspoort overgelegd.
3. Ter zitting van het hof heeft de gemachtigde van de betrokkene nog aangevoerd dat er mogelijk sprake was van een auto met een vals kenteken. De gemachtigde heeft schriftelijke getuigenverklaringen overgelegd. De verklaring van [getuige 1] houdt in dat het voertuig gedurende de afwezigheid van de betrokkene niet is gebruikt door een ander persoon. Zij heeft de auto elke keer geparkeerd zien staan. De verklaring van [getuige 2] is gedateerd 23 december 2015 en houdt in dat de auto van de betrokkene, zijn buurjongen, gedurende de vakantie van de betrokkene voor de deur heeft gestaan en niet van de plek is bewogen. De auto is hem opgevallen omdat deze precies voor de ingang stond geparkeerd en hij deze elke keer als hij naar binnen ging zag staan. Verder heeft de gemachtigde desgevraagd verklaard dat [getuige 1] gedurende de vakantie van de betrokkene mogelijk in de woning verbleef en dat de betrokkene één autosleutel in die woning had achtergelaten.
4. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Opgaven verbalisant
Merk van het voertuig: Seat
Type van het voertuig: Leon
Kleur van het voertuig: Zwart (…)
Ik zag dat de be (het hof leest: betrokken) auto op de T-kruising van de Elandstraat met de Zorgvlietstraat over de rijstrook voor linksaf reed. Echter zag ik dat de bestuurder v/d genoemde auto niet linksaf sloeg maar rechtdoor reed idrv (het hof leest: in de richting van) de Woldeck Pyrmontkade. (…) Voertuig niet staande kunnen houden daar ik verbalisant op de fiets zat (in uniform gekleed).”
6. De advocaat-generaal heeft een kopie overgelegd van het brondocument. De daarop vermelde gegevens komen overeen met hetgeen hiervoor is vermeld en vormen geen aanleiding voor het oordeel dat bij de verwerking van het brondocument een ander kenteken is ingevoerd dan het door de verbalisant genoteerde kenteken.
7. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De betrokkene heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat het motorrijtuig waarmee de gedraging is verricht een ander is dan dat waarvan het kenteken ten name van de betrokkene staat geregistreerd in het kentekenregister. Hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd sluit evenmin uit dat de gedraging met het voertuig van de betrokkene is verricht, door een ander of door de betrokkene zelf. Het hof ziet op de overgelegde pagina's van een paspoort stempels van 3 en 26 augustus 2013. Niet kan worden vastgesteld dat het een kopie van het paspoort van de betrokkene betreft. Er veronderstellenderwijs vanuit gaand dat dit wel het geval is, is op basis van die datumstempels, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet uit te sluiten dat de gedraging op 26 augustus 2013 om 17:28 uur door de betrokkene zelf kan zijn verricht.
Aan de door de betrokkene overgelegde pagina's van een paspoort en verklaringen van getuigen, die niet verklaren op welke periode hun verklaring ziet maar van wie wel kan worden aangenomen dat zij de auto van de betrokkene gedurende zijn vakantie niet vierentwintig uur per dag hebben zullen kunnen waarnemen, kan daarom niet de waarde toekomen die de betrokkene daaraan toegekend wenst te zien. Naar de overtuiging van het hof is daarom komen vast te staan dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene.
8. In aanmerking genomen dat de verbalisant verklaart dat hij zelf op de fiets reed, is naar het oordeel van het hof genoegzaam gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig heeft voorgedaan. Gelet hierop kon de sanctie met toepassing van artikel 5 van de WAHV aan de betrokkene als kentekenhouder worden opgelegd.
9. Voor zover de betrokkene bedoelt aan te voeren dat hij door de auto afgesloten voor zijn huis te laten staan en niemand de sleutel of toestemming te geven om ermee te rijden redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen dat de gedraging is verricht, overweegt het hof het volgende.
10. Artikel 8, aanhef en onder a, van de WAHV, houdt in dat wanneer met toepassing van artikel 5 van de WAHV een administratieve sanctie is opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven, de officier van justitie de beschikking vernietigt indien de kentekenhouder aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig gebruik is gemaakt en dat hij dit redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
11. Uit deze bepaling volgt dat de betrokkene zich als kentekenhouder van het voertuig kan bevrijden van aansprakelijkheid voor gedragingen die met zijn voertuig zijn begaan, door met concrete feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat tegen zijn wil van het motorvoertuig gebruik is gemaakt en dat hij dat gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
12. Naar het oordeel van het hof is de betrokkene daarin niet geslaagd en is met name niet aannemelijk geworden dat hij het gebruik van zijn auto redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. De omstandigheid dat een auto afgesloten voor de deur wordt geparkeerd en niemand de sleutel of toestemming is gegeven om met de auto te rijden, sluit immers niet uit dat een derde mogelijk toegang had tot de woning van de betrokkene en eenvoudig de in die woning achtergelaten sleutel heeft kunnen pakken. Er bestaat daarom geen aanleiding om de aan de betrokkene opgelegde sanctie te vernietigen op grond van artikel 8 van de WAHV.
13. Nu de gedraging is verricht en geen aanleiding bestaat de sanctie achterwege te laten of te matigen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.