ECLI:NL:GHARL:2016:410

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
WAHV 200.157.208
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter inzake niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de opgelegde APK-sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 27 augustus 2014. De zaak betreft een beroep van de betrokkene tegen een door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie genomen beslissing, waarbij een APK-sanctie van € 130,- was opgelegd. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar de advocaat-generaal verzocht het hof om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de zekerheidstelling te laat was betaald.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene de zekerheidstelling pas op 14 oktober 2013 heeft voldaan, terwijl deze uiterlijk op 10 oktober 2013 had moeten zijn ontvangen. De kantonrechter had de termijnen en formaliteiten voor de beroepsprocedure niet correct toegepast, waardoor het beroep van de betrokkene ten onrechte ontvankelijk was verklaard. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. Hierdoor kon het hof niet ingaan op de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige zekerheidstelling in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Het hof heeft geen kosten voor vergoeding vastgesteld, en de beslissing is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.157.208
22 januari 2016
CJIB 170452499
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 27 augustus 2014
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [naam] , wonende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 8 januari 2016. De betrokkene en de gemachtigde van de betrokkene zijn niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. M.E. Joha.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de termijnen en formaliteiten voor de beroepsprocedure tegen de beslissing van de officier van justitie in acht zijn genomen. Vervolgens heeft hij het beroep ongegrond verklaard omdat de officier van justitie terecht heeft geoordeeld dat het beroep tegen de inleidende beschikking niet tijdig is ingesteld.
2. De betrokkene voert in hoger beroep aan dat de APK-sanctie van € 130,- hem ten onrechte is opgelegd, omdat het voertuig met het kenteken [kenteken] op de pleegdatum 18 maart 2013 gestolen was en bij de RDW ook als zodanig stond geregistreerd.
3. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter het beroep van de gemachtigde van de betrokkene ten onrechte ontvankelijk heeft geacht aangezien de betrokkene eerst op 14 oktober 2013 - na het verstrijken van de gestelde termijn - zekerheid heeft gesteld.
4. De zekerheidstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de WAHV is vereist met het oog op de ontvankelijkheid van het bij de kantonrechter ingestelde beroep. Artikel 11, derde lid, laatste volzin, van de WAHV bepaalt dat indien de zekerheidstelling niet binnen de gestelde termijn is geschied, het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk wordt verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. Het hof stelt het volgende vast. De betrokkene is bij schrijven van de officier van justitie d.d. 9 september 2013 gewezen op de verplichting om op grond van artikel 11 van de WAHV zekerheid te stellen voor het bedrag van de sanctie en de administratiekosten. De betrokkene is bij schrijven d.d. 26 september 2013 nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen de termijn van twee weken na de dag van verzending van de mededeling aan deze verplichting te voldoen. Beide brieven zijn op dezelfde data ook verzonden aan de gemachtigde van de betrokkene.
6. Uit het voorgaande volgt dat het bedrag van de zekerheidstelling, € 137,-, uiterlijk op 10 oktober 2013 had dienen te zijn ontvangen. Uit het zaakoverzicht van het CJIB blijkt dat op 14 oktober 2013 een bedrag van € 202,- is ontvangen. Het bedrag van de zekerheidstelling is derhalve na afloop van de gestelde termijn ontvangen.
7. Nu niet gesteld of gebleken is dat het niet tijdig voldoen aan de verplichting tot zekerheidstelling verschoonbaar is, had de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk dienen te verklaren. Nu de kantonrechter dat niet heeft gedaan, kan zijn beslissing niet in stand blijven. Het hof zal met vernietiging van de beslissing van de kantonrechter doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen. Dit brengt mee dat ook het hof niet kan toekomen aan de door de betrokkene gewenste beoordeling van zijn bezwaren tegen de opgelegde sanctie.
8. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.