2. De kantonrechter heeft overwogen dat het beroepschrift tijdig is ingediend aangezien het beroepschrift binnen een week na afloop van de termijn is ingediend, en de envelop met daarop het poststempel van het postbezorgingsbedrijf ontbreekt, zodat het ervoor moet worden gehouden dat het beroepschrift tijdig is ingediend. Vervolgens heeft de kantonrechter het beroep inhoudelijk beoordeeld, het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd.
3. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de kantonrechter geen stand kan houden omdat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet tijdig is ingesteld en onvoldoende is gebleken van verschoonbaarheid van die termijnoverschrijding. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk moeten verklaren. De officier van justitie voert aan dat de datumstempel van het postkantoor als bewijs geldt dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Het ontbreken van dit bewijs komt in beginsel voor risico van de verzender. De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroepschrift verzonden naar een antwoordnummer waardoor het niet is gestempeld door PostNL en niet kan worden vastgesteld of het beroepschrift binnen de termijn ter post is bezorgd. De gemachtigde heeft ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd.
4. Vooropgesteld dient te worden dat de beroepstermijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorschrift van openbare orde is waaraan de rechter ambtshalve dient te toetsen. Gelet hierop dient het hof te beoordelen of het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie tijdig is ingesteld en of de kantonrechter daarover juist heeft beslist.
5. Ingevolge het bepaalde in artikel 9, eerste lid, WAHV in verbinding met de artikelen 6:7 en 6:8 Awb, dient het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene is toegezonden. Voorts bepaalt artikel 6:9 Awb dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, alsmede dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
6. Een stuk is alleen voor het einde van de termijn ter post bezorgd indien het tijdig in de brievenbus is gedeponeerd dan wel op het postkantoor is aangeboden (vgl. HR 29 mei 1996, JB 1996, 171). Bij verzending per post moet het geheel van handelingen verricht zijn, dat noodzakelijk is om een poststuk door middel van de postdienst de geadresseerde te doen bereiken (vgl. HR 8 juli 1996, LJN ZF2464). Als bewijs dat tijdig ter post is bezorgd geldt het datumstempel van het postkantoor. Het ontbreken van dit bewijs komt in beginsel voor risico van de verzender.
7. De beslissing van de officier van justitie is blijkens de stukken op 10 januari 2013 aan de gemachtigde van de betrokken toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 21 februari 2013. Het beroepschrift is gedateerd 21 februari 2013 en het is blijkens een op de envelop waarin het is verstuurd geplaatste stempel op 26 februari 2013 door de CVOM ontvangen. De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroepschrift niet naar het postadres van de CVOM ("postbus 50000, 3500 MJ Utrecht"), maar naar een antwoordnummer gezonden (''antwoordnummer 53043, 3505 VB Utrecht''). Dit heeft tot gevolg gehad dat op de envelop waarin het beroepschrift is verstuurd geen poststempel is aangebracht, waardoor niet valt na te gaan wanneer het beroepschrift ter post is bezorgd.
8. Hoewel het beroepschrift binnen één week na afloop van de beroepstermijn door de CVOM ontvangen is, kan, doordat de gemachtigde van de betrokkene het beroepschrift heeft verzonden naar een antwoordnummer en het derhalve niet is gestempeld met een datumstempel, niet worden vastgesteld of de brief binnen de beroepstermijn ter post is bezorgd. Nu het ontbreken van dit bewijs in beginsel voor risico van de betrokkene komt en de gemachtigde van de betrokkene niet op andere wijze aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd - de enkele stelling dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd is onvoldoende -, is het hof van oordeel dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet tijdig is ingesteld.
9. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.
10. Het hof acht geen termen aanwezig om tot vergoeding van door de betrokkene gemaakte kosten over te gaan. Het hof zal daarom het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.