ECLI:NL:GHARL:2016:4471

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2016
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
200.177.120
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij herproductie van verloren gegane producten en de uitleg van schadebegrip in algemene voorwaarden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: appellante) en NXP Semiconductors B.V. (hierna: NXP) over schadevergoeding na een incident op de productielocatie van NXP. Op 5 november 2009 heeft een medewerker van appellante een lichtarmatuur laten vallen, wat leidde tot schade aan een kunststof buis en de onherstelbare beschadiging van 447 wafers. NXP vorderde schadevergoeding van € 231.115,00, inclusief vaste kosten van de productie van de wafers. Appellante betwistte de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding, met name de vraag of de vaste kosten onder het schadebegrip van de algemene voorwaarden vallen.

Het hof oordeelt dat de schadevergoeding ook de vaste kosten van de herproductie van de wafers omvat. Het hof volgt de uitleg van de Haviltex-norm en stelt vast dat de schade aan de wafers als directe schade kan worden beschouwd. De discussie over de uitleg van artikel 18 van de algemene voorwaarden is cruciaal, waarbij het hof de reikwijdte van het schadebegrip in het licht van de jurisprudentie en literatuur onderzoekt. Het hof concludeert dat de grieven van appellante ongegrond zijn en bevestigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, met aanpassing van de ingangsdatum voor de wettelijke rente naar 5 november 2009, de datum van het schade-evenement.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij schadevergoeding niet alleen variabele kosten, maar ook vaste kosten in aanmerking te nemen, mits deze direct gerelateerd zijn aan de schade. Het hof wijst appellante in de kosten van het hoger beroep, waarbij de kosten voor NXP worden vastgesteld op € 711,00 voor griffierecht en € 9.212,00 voor advocaatkosten, met bijkomende nakosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.177.120
(zaaknummer rechtbank Gelderland 3826560)
beschikking van de tweede civiele kamer van 7 juni 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in het principale beroep,
geïntimeerde in het incidentele beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. E.J.A.A. van Dal,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NXP Semiconductors B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
geïntimeerde in het principale beroep,
appellante in het incidentele beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: NXP,
advocaat: mr. S.M. Bordewijk.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 17 juni 2015 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, locatie Arnhem) tussen partijen heeft gegeven.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
■ het beroepschrift d.d. 16 september 2015,
■ het verweerschrift tevens houdend incidenteel hoger beroep,
■ het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep,
■ de mondelinge behandeling overeenkomstig de aantekeningen. Hierbij is akte is verleend van de stukken die bij bericht van 5 april 2016 door mr. Van Dal namens [appellante] zijn ingebracht.
2.2
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald op heden.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van de bestreden beschikking.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Het principaal hoger beroep

4.1
NXP produceert in haar vestiging in Nijmegen wafers, ronde meerlagige schijven, waarop computerchips zijn bevestigd. Het gaat om halffabricaten, waaruit in andere vestigingen van NXP chips worden gesneden. De wafers worden vervaardigd in een clean room in machines die worden gekoeld met gezuiverd water, demi-water genoemd. [appellante] verricht op de productielocatie van NXP in Nijmegen beheer en onderhoud van technische installaties. Op 5 november 2009 heeft een medewerker van [appellante] een door hem vervangen lichtarmatuur op het bordes van een trap gelegd en vervolgens daarvan af gestoten, die vervolgens op een speciale kunststof (PVDF) buis terecht is gekomen, waardoor demi-water stroomde. Ten gevolge van dit incident is onder meer de buis beschadigd en zijn 447 wafers door oververhitting in de machines onherstelbaar beschadigd geraakt en onverkoopbaar geworden. De productie is ongeveer 24 uur uitgevallen. NXP heeft als schadevergoeding onder meer gevorderd de kosten van productie van 447 wafers in haar eigen productielocatie, door haar begroot op € 231.115,00 exclusief BTW.
4.2
[appellante] is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij ASR Schadeverzekeringen N.V. (hierna: ASR). Tussen [appellante]/ASR en NXP is discussie ontstaan over de vraag of de vaste kosten van de productie van 447 nieuwe wafers onder het schadebegrip valt van artikel 18 van de tussen partijen geldende algemene voorwaarden, welk artikel, voor zover van belang, als volgt luidt:
Artikel 18 Vrijwaringen en aansprakelijkheid
18.1
De Opdrachtnemer is aansprakelijk voor elk verlies of van directe schade aan eigendommen van Opdrachtgever, het Werk of enig deel daarvan en de door de Opdrachtgever geleverde materialen, als gevolg van toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen onder deze overeenkomst. (…)
18.2
De Opdrachtnemer is niet aansprakelijk voor verlies van of directe schade anders dan hetgeen is genoemd in Artikel 18 lid 1, voor zover als dat verlies of die directe schade niet zijn veroorzaakt door grove nalatigheid of opzet van Opdrachtnemer of derden door deze ingehuurd of aangesteld.
18.3
Voor zover als niet veroorzaakt door grove nalatigheid of opzet van Opdrachtnemer of derden door deze ingehuurd of aangesteld, is de Opdrachtnemer niet aansprakelijk voor het verlies van gebruik van een deel van de Installatie, het verlies van productie, of derving van inkomsten of winstderving door Opdrachtgever als gevolg van het niet tijdig opleveren van deze of meerdere werkopdrachten of als gevolg van onoordeelkundig uitvoeren van werkopdracht(en) (met andere woorden gevolgschade uitgesloten).
18.4
De Opdrachtnemer is aansprakelijk voor alle vermogensschade, letsel, met inbegrip van overlijden, verlies of schade, met inbegrip van gevolgschade aan Derden, voortvloeiend uit of toe te schrijven aan het Werk, behalve indien het letsel, de schade of het verlies het gevolg is van grove nalatigheid of van opzettelijke overtreding van de zijde van de Opdrachtgever.
(…)”
4.3
De discussie spitst zich toe op de vraag of onder het begrip
“directe schade aan eigendommen van Opdrachtgever”in artikel 18.1 de aan de productie van de 447 wafers toe te rekenen vaste kosten vallen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen aangegeven dat het niet gaat om uitleg van het begrip
“verlies van … eigendommen van Opdrachtgever”. [appellante] heeft het door NXP begrote schadebedrag van € 231.115,00 gesplitst in een deel van 65% vaste kosten (volgens haar onder meer kosten van gebruik van machines en de productiehal en van het management van tezamen € 150.225,00) en een deel van 35% variabele kosten (kosten voor grondstoffen en arbeid van tezamen € 80.890,00). De door haar als variabele kosten gekwalificeerde schade heeft zij aan NXP vergoed. NXP stelt dat het gehele bedrag voor vergoeding in aanmerking komt en is verder van mening dat [appellante] te veel kosten onder het begrip vaste kosten brengt. Een nadere uitsplitsing van deze kostenpost hebben partijen overigens niet in het geding gebracht.
4.4
Partijen hebben in een gezamenlijk verzoekschrift dit geschilpunt op de voet van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) voorgelegd aan de kantonrechter. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking beslist dat ook de vaste kosten voor vergoeding in aanmerking komen en het bedrag van € 150.225,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2015, toegewezen. [appellante] is van deze beschikking in hoger beroep gekomen, welk recht partijen zich hadden voorbehouden, onder aanvoering van drie grieven. NXP heeft verweer gevoerd, een incidentele grief opgeworpen en haar verzoek voorwaardelijk gewijzigd. [appellante] heeft geantwoord op de incidentele grief.
4.5
In hoger beroep heeft [appellante] overigens ook betwist dat er sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming, omdat het laten vallen van een armatuur niet kan worden betiteld als
“het Werk”zoals omschreven in de tussen partijen geldende overeenkomst (
“het onderhouden van installaties en het aanbrengen van modificaties hieraan”). Die stelling is onjuist. De werknemer van [appellante] heeft bij de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden, bestaande uit het vervangen van een armatuur, door onzorgvuldigheid de oude armatuur laten vallen op de kunststof buis. Dat is een tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen uit de onderhoudsovereenkomst die aan [appellante] kan worden toegerekend.
4.6
De drie grieven in het principale beroep lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Voor beantwoording van de vraag over de reikwijdte van het begrip
“directe schade aan eigendommen van Opdrachtgever”in artikel 18.1 algemene voorwaarden is het noodzakelijk het artikellid uit te leggen. Het hof dient daarvoor de Haviltex-norm toe te passen. Tussen partijen is niet in geschil dat het begrip
“schade”moet worden uitgelegd in overeenstemming met jurisprudentie en literatuur over het schadebegrip van de artikelen 6:96 lid 1 en 6:97 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het hof zal partijen daarin dus volgen. Als formuleringen in artikel 18.1 algemene voorwaarden een contractueel overeengekomen beperking van het schadebegrip vormen, zoals de toevoeging
“directe”, zal het hof die beperking taalkundig uitleggen, gezien in de context van de overige algemene voorwaarden, onder weging van de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de door partijen verdedigde tekstinterpretaties en met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid. Ter zitting hebben partijen verklaard dat hun niet bekend is dat over de inhoud en/of strekking van artikel 18 algemene voorwaarden is overlegd of gecorrespondeerd.
4.7
[appellante] heeft in deze procedure het verweer gevoerd dat de schade aan de wafers niet kan worden beschouwd als directe schade. Volgens haar vormt alleen schade aan de kunststof buis directe schade. Alle daarop volgende schade is indirecte schade. Het hof volgt [appellante] hierin niet. In de eerste plaats is de schade aan de wafers te beschouwen als
“directe schade aan de eigendommen van Opdrachtgever”. Door het schadeveroorzakende evenement in de productiehal van NXP zijn de wafers, die in eigendom aan NXP toebehoren, door oververhitting beschadigd geraakt. Een op de redelijkheid en billijkheid afgestemde en in de praktijk hanteerbare uitleg van deze passage brengt mee dat de aansprakelijkheid niet is beperkt tot vergoeding van de schade aan het eerste object dat is beschadigd door het wegstoten van het armatuur, maar ook omvat de schade aan objecten die onmiddellijk beschadigd raken ten gevolge van beschadiging van dat eerste object. Een andere uitleg zou aanleiding geven tot complexe discussies over de vraag welk object al of niet als eerste is beschadigd. De beschadiging van de wafers staat in voldoende onmiddellijk verband met het schadeveroorzakende element om als directe schade te kunnen worden beschouwd. In het kader van een consistente uitleg van artikel 18 algemene voorwaarden is niet aannemelijk dat de omvang van de schadevergoedingsverplichting bij verlies van eigendommen van de Opdrachtgever, waar de toevoeging
“directe”niet is vermeld, wezenlijk zou verschillen van die bij beschadiging van de eigendommen.
4.8
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of de vaste kosten van productie van de wafers als schade voor vergoeding in aanmerking komen is, dat de rechter de schade begroot op een wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 6:97 BW). Door de beschadiging van de wafers heeft NXP reeds vóór en onafhankelijk van het herstel van die Wafers in zijn vermogen een nadeel geleden, gelijk aan de waardevermindering die de wafers door die beschadiging ondergingen. De vergoeding die is verschuldigd voor een door wanprestatie veroorzaakte zaaksbeschadiging, zal steeds tenminste belopen het geldsbedrag, waarin de daaruit voortvloeiende waardevermindering kan worden uitgedrukt. De waarde moet in het algemeen worden gesteld op de waarde in het economisch verkeer van de zaak ten tijde van het verlies (HR 16 juni 1961,
NJ1961/444,
Telefoonkabel,HR 12 april 1991,
NJ1991/434,
Unico/Hartemanen HR 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2786).
4.9
NXP heeft in deze procedure haar schade aan de wafers begroot aan de hand van de kosten van productie van 447 wafers in haar eigen productielocatie. Het gaat daarom om kosten die zij daadwerkelijk heeft gemaakt. [appellante] voert echter aan dat kosten die NXP sowieso zou hebben gemaakt, ook als [appellante] geen wanprestatie zou hebben gepleegd, niet voor vergoeding in aanmerking komen. NXP zou dan immers worden verrijkt, althans die kosten dubbel vergoed krijgen. Het gaat volgens haar onder meer om de vaste kosten ter zake van de machines, het gebouw en het management. NXP zou slechts recht op de
“out-of-pocket-expenses”hebben. Daartoe rekent zij naast kosten van grondstoffen ook de manuren, gemoeid met de productie van 447 wafers, hoewel NXP hoogstwaarschijnlijk de loonkosten van de betrokken werknemers ook bij uitblijven van de wanprestatie zou hebben betaald.
4.1
Het hof volgt [appellante] niet in dit standpunt. Er is geen aanleiding om bedoelde kosten naar andere dan objectieve maatstaven te berekenen indien, zoals in het onderhavige geval, de aard van de toegebrachte schade in verband met de aard van het bedrijf waarin die schade werd geleden, meebrengt dat deze binnen dat bedrijf zelf zal worden hersteld, dan wel dat de verloren gegane producten binnen dat bedrijf (opnieuw) zullen worden vervaardigd. Als NXP haar onherstelbaar beschadigde wafers in eigen beheer opnieuw produceert, omvat haar schade niet alleen de variabele kosten van herproductie, maar ook de aan deze herproductie toe te rekenen vaste kosten, zoals die van personeel, machines, gebouwen, etc.. Zonder personeel, machines en gebouwen en zonder het maken van deze vaste kosten zou NXP immers niet in staat geweest zijn de wafers in eigen beheer te produceren. Het is daarom in overeenstemming met de aard van deze zaakschade om de vaste kosten aan de kosten van herproductie toe te rekenen. Dat NXP mogelijk de aldus aan de productie van 447 wafers toegerekende vaste kosten ook zou kunnen terugverdienen door deze om te slaan over door haar verkochte eindproducten, is een omstandigheid die [appellante] niet regardeert: van deze mogelijk aanwezige omstandigheid dient op grond van de in 4.8 genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad bij de schadevaststelling te worden geabstraheerd. Het is daarom niet relevant of NXP al of niet orders heeft moeten annuleren ten gevolge van de herproductie van de 447 wafers.
4.11
[appellante] heeft aangevoerd dat de door haar verdedigde beperking van het schadebegrip past bij de onderlinge verhouding tussen haar relatief kleine onderneming en de grotere onderneming van NXP: het zou in het licht van de geringe vergoeding die zij voor haar werkzaamheden ontvangt, niet redelijk zijn om haar te belasten met een omvangrijke aansprakelijkheid. NXP heeft betwist dat de onderneming van [appellante] kan worden beschouwd als een relatief kleine onderneming. Ook al zou [appellante] als een kleine aannemer kunnen worden beschouwd, dan nog is er naar het oordeel van het hof geen aanleiding de door [appellante] verdedigde uitleg te volgen, al was het maar omdat haar aansprakelijkheidsverzekering de onderhavige schade dekt.
4.12
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellante] aangevoerd dat NXP geen belang bij de procedure heeft, omdat zij haar schade kan verhalen op de CAR-verzekering, die zij heeft of had moeten afsluiten. Het hof gaat aan dit verweer voorbij, omdat het niet het beroepschrift is gevoerd en [appellante] niet heeft gesteld dat een van de uitzonderingen op de twee-conclusieregel zich voordoen.
4.13
De conclusie is daarom dat NXP op grond van artikel 18.1 algemene voorwaarden aanspraak heeft op vergoeding van de aan de herproductie van de 447 verloren gegane wafers toe te rekenen vaste kosten. [appellante]’s beroep op artikel 18.3 algemene voorwaarde is vergeefs. In dat artikellid heeft zij aansprakelijkheid voor gevolg-/stagnatieschade uitgesloten. De schadepost die in deze procedure aan de orde is die van directe schade aan eigendommen van NXP. Die schadepost is te onderscheiden van schade ten gevolge van het geheel of gedeeltelijk stilvallen van de productie in de fabriek van NXP.
4.14
Uit het voorgaande volgt dat de grieven in het principaal hoger beroep ongegrond zijn en dat de beschikking in zoverre moet worden bekrachtigd.
Het incidenteel hoger beroep
4.15
De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 4.5 van haar beschikking de wettelijke rente toegewezen vanaf 29 januari 2015, de datum van indiening van het verzoekschrift. Zij overwoog dat NXP had verzuimd een ingangsdatum te vermelden in het verzoekschrift. NXP heeft in het incidenteel hoger beroep haar verzoek vermeerderd door te verzoeken de wettelijke rente toe te wijzen vanaf 5 november 2009, althans de door haar genoemde alternatieve ingangsdata en in haar grief in het incidenteel hoger beroep de beslissing van de kantonrechter over de ingangsdatum van de wettelijke rente aangevallen. [appellante] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van het verzoek, zodat op het vermeerderde verzoek zal worden beslist. Zij betwist wel dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf 5 november 2009.
4.16
Het hof ziet aanleiding de door NXP geformuleerde voorwaarde bij de vermeerdering van eis onbesproken te laten en de grief en de vermeerdering van het verzoek tezamen te behandelen. De grief is gezien de vermeerdering van het verzoek gegrond. [appellante] is de schuldenaar van een verbintenis tot schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming (artikel 6:74 BW). Verzuim treedt in, zodra de verbintenis opeisbaar is (artikel 6:83 sub b BW). Bij beschadiging of verlies van zaken is de verbintenis opeisbaar vanaf het moment van beschadiging of verlies, zo volgt uit de in 4.8 genoemde arresten, waaraan is toe te voegen HR 12 april 1985,
NJ1985/625,
Staat/Van Driel. Een en ander brengt mee dat het hof de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal toewijzen vanaf 5 november 2009, de dag van het schade-evenement. De beschikking zal in zoverre worden vernietigd.
Verder in het principaal en incidenteel hoger beroep
4.17
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellante] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van NXP zullen worden vastgesteld op € 711,00 wegens griffierecht en op € 9.212,00 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (3,5 punten x tarief V). Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in het principaal en incidenteel hoger beroep:
bevestigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 juni 2015, met dien verstande dat in 5.1 van het dictum voor
“vanaf 29 januari 2015”wordt gelezen
“vanaf 5 november 2009”, zodat in zoverre de beschikking wordt vernietigd en opnieuw recht wordt gedaan;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op de dag van vandaag begroot aan de zijde van NXP op € 711,00 wegens griffierecht en op € 9.212,00 voor salaris advocaat;
veroordeelt [appellante] in de nakosten, begroot op € 131,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,00 in geval [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.J. de Vries, A.E.B. ter Heide en J.L. Smeehuijzen, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2016.