ECLI:NL:GHARL:2016:4610

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2016
Publicatiedatum
9 juni 2016
Zaaknummer
WAHV 200.151.566
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • M. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onbevoegdheid verbalisant

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 30 april 2014. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid op de N65 te Vught op 16 juli 2012. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde voerde aan dat de sanctie niet was opgelegd door een bevoegde ambtenaar, aangezien de verbalisant ten tijde van de sanctie niet beschikte over het vereiste BOA-certificaat. Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisant, die eerder algemene opsporingsbevoegdheid had, niet bevoegd was om de sanctie op te leggen, omdat hij pas eind 2014 zijn BOA-certificering had behaald. Het hof heeft de inleidende beschikking vernietigd en de beslissing van de kantonrechter herroepen. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 974,-.

Uitspraak

WAHV 200.151.566
7 juni 2016
CJIB 163300221
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 30 april 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De griffier van het hof heeft de advocaat-generaal gevraagd om nadere informatie. De gemachtigde van de betrokkene heeft een reactie gegeven op de nader ontvangen informatie.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 108,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 14 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 16 juli 2012 om 14:42 uur op de N65 te Vught met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven wegens een motiveringsgebrek. Verder heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven omdat de beschikking niet is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar.
3. Met betrekking tot de bevoegdheid van de verbalisant stelt het hof het volgende vast.
Voor zover van belang houdt het zaakoverzicht het volgende in:
"Naam van ambtenaar 1: [verbalisant].
Eed/belofte ambtenaar: Eed.
Rangomschrijving ambtenaar 1: BOA (het hof leest: buitengewoon opsporingsambtenaar) domein generieke opsporing.
Nummer akte van beëdiging: 6032217/0."
4. De gemachtigde van de betrokkene heeft een akte van aanstelling overgelegd van de verbalisant [verbalisant]. Uit de akte van aanstelling blijkt dat de verbalisant [verbalisant] met ingang van 1 januari 2010 is aangesteld als Facilitair Medewerker C. Niet blijkt dat aan de verbalisant [verbalisant] enige opsporingsbevoegdheden zijn toegekend, aldus de gemachtigde van de betrokkene.
5. Het hof heeft in het verweer van de gemachtigde van de betrokkene aanleiding gezien om nadere informatie op te vragen met betrekking tot de bevoegdheid van de verbalisant [verbalisant].
6. In het aanvullend proces-verbaal d.d. 8 december 2015 verklaart de verbalisant [verbalisant] hierover als volgt: "Op 1 januari 2010 ben ik verbalisant [verbalisant] uit de executieve dienst gegaan. (Algemene opsporingsbevoegdheid) Omdat ik voor mijn nieuwe functie Facilitair Medewerker C nog wel pv's opmaakte heb ik aan de politie organisatie gevraagd, of ik gelijk mijn BOA (Buitengewoon Opsporing Bevoegdheid) moest halen. Volgens collega Janssen, die verantwoordelijk is voor de BOA-certificering, was dat niet noodzakelijk. Omdat je de eerste 5 jaar na het beëindigen van de algemene opsporingsbevoegdheid, nog op die status mag door werken. Pas na 5 jaar ben je genoodzaakt om je BOA-certificering te behalen. Eind 2014 heb ik dan ook pas mijn BOA-certificering gehaald."
7. Op basis van hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd bestond twijfel over de bevoegdheid van de verbalisant om de sanctie op te leggen. Deze twijfel wordt niet weggenomen door de aanvullende verklaring van de verbalisant. De verbalisant [verbalisant] stelt - zonder nadere onderbouwing - dat tot vijf jaar na het beëindigen van de algemene opsporingsbevoegdheid op die status mag worden doorgewerkt en dat hij - zo begrijpt het hof - daarom bevoegd was tot het opleggen van de onderhavige sanctie. Voorts blijkt dat de verbalisant [verbalisant] pas eind 2014 zijn BOA-certificering heeft gehaald. Gelet op het voorgaande is de vermelding in het zaakoverzicht dat de verbalisant [verbalisant] ten tijde van het opleggen van de onderhavige sanctie "BOA domein generieke opsporing" was in strijd met de waarheid. De inleidende beschikking dient derhalve te worden vernietigd.
8. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van beroep bij de officier van justitie, het indienen van beroep bij de kantonrechter, het indienen van hoger beroep, het indienen van een nadere toelichting op het beroep en het indienen van een schriftelijke inlichting. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend en aan het indienen van een nadere toelichting en een schriftelijke inlichting een halve punt. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 974,- (= 4 x € 487,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 8 augustus 2012, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 163300221 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 974,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.