Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 maart 2016;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had bezwaar gemaakt tegen de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 11 maart 2016 een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De zaak is behandeld in het kader van het civiel recht en het personen- en familierecht.
De moeder en de vader van de minderjarigen hebben een problematische opvoedingssituatie gecreëerd, gekenmerkt door financiële problemen, drugsgebruik en huiselijk geweld. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling (GI) en er zijn meerdere zorgmeldingen gedaan. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, wat door de rechtbank is verleend. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de instabiele opvoedingssituatie en de zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder zich niet voldoende heeft ingespannen om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat de kinderen zich in hun huidige pleeggezin in een veilige omgeving bevinden. De moeder heeft aangegeven dat zij bereid is tot een gezinsopname, maar er zijn twijfels over haar vermogen om de belangen van de kinderen voorop te stellen. Het hof heeft daarom de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de uithuisplaatsing van de kinderen is gehandhaafd.