Uitspraak
[appellant] (of: de curator),
[geïntimeerde] (of: de vrouw),
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
dat het hof de vonnissen van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Groningen van 23 juli en 29 oktober 2014 gewezen onder zaaknummers/rolnummers C/18/145624/ HA ZA 14-11 tussen appellant als gedaagde en geïntimeerde als eiseres vernietigt en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van geïntimeerde afwijst, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van deze procedure, de kosten van de eerste aanleg en het incident uit de eerste aanleg daaronder begrepen."
dat het gerechtshof de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 23 juli en 29 oktober 2014 gewezen tussen appellant als gedaagde en geïntimeerde als eiseres, vernietigt en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van geïntimeerde alsnog zal toewijzen en met kosten rechtens."
3.De beoordeling
grieven I en II. Hij betoogt daartoe - naar het hof begrijpt - dat hij als curator gelijkgesteld moet worden met een derde die tijdens het huwelijk een rechtshandeling heeft verricht, omdat hij in die hoedanigheid de schuldeisers van de man, die zulke derden zijn, vertegenwoordigt.
grieven I en IIrichten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de vrouw geen huurder is van het safeloket met nummer [nr] . Gelet op het hierboven gegeven oordeel over het huwelijksgoederenregime en op artikel 63 Faillissementswet is het belang aan deze grieven komen te ontvallen: hetgeen zich in het safeloket bevond valt - voor zover het tot de huwelijkse goederengemeenschap van [X] en [geïntimeerde] behoorde - in de faillissementsboedel. Geen van partijen heeft bij deze stand van zaken belang bij een zelfstandig oordeel over de vraag wie huurder van het safeloket was; het gaat beide om de gerechtigdheid tot de inhoud van het loket.
grief IIIbetoogt [geïntimeerde] dat zij als rechthebbende op het safeloket ook het bedrag van € 10.000,- dat zich daarin bevond terug dient te krijgen; dat zij dat bedrag beheert namens haar minderjarige kinderen doet daaraan niet af. Daarnaast voert zij aan dat zij in eerste aanleg ten onrechte niet heeft aangegeven dat zij en haar ex-echtgenoot de huwelijksgoederengemeenschap mondeling hebben verdeeld, aldus dat aan de vrouw de inhoud van het safeloket [nr] toekomt en aan [X] de schulden die op zijn naam staan en met zijn bedrijf te maken hebben. De curator mag naar het inzien van [geïntimeerde] geen verhaal nemen op deze privégoederen van haar.
grief IVkeert [geïntimeerde] zich tegen de afwijzing van haar vordering tot teruggave van de € 10.000,- aan haar en tegen de haar gegeven bewijsopdracht ten aanzien van de sieraden. Gelet op het hierboven gegeven oordeel heeft [geïntimeerde] geen belang meer bij de behandeling van deze grief. Nu Nederlands recht op het huwelijksvermogensregime van toepassing is, vallen de sieraden, zoals de rechtbank in de overwegingen 4.18 tot en met 4.21 van het vonnis van 23 juli 2014 heeft overwogen, in de faillissementsboedel. Tegen deze overwegingen zijn geen grieven gericht.