ECLI:NL:GHARL:2016:5609

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
200.184.458
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag na eenhoofdig gezag; beoordeling van risico's voor het kind in ouderschapsgeschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de ouders gezamenlijk gezag over hun kind kunnen uitoefenen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Gelderland verzocht om het gezag alleen aan haar toe te kennen, omdat zij zich geïntimideerd voelde door de vader en vreesde dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vader, verweerder in hoger beroep, had verzocht om gezamenlijk gezag en voerde aan dat de communicatie tussen de ouders verbeterd kon worden.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere beschikking van de rechtbank en de communicatieproblemen tussen de ouders. Het hof oordeelde dat, hoewel de communicatie tussen de ouders niet optimaal was, er geen onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken. De ouders waren bereid om aan hun communicatie te werken en volgden een traject bij het NIM om dit te verbeteren.

Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof benadrukte dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, aangezien de procedure voortvloeide uit de relatie tussen de ouders en het kind dat uit deze relatie is geboren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.184.458
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, 281623)
beschikking van 7 juli 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp te Nijmegen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.M. Tjong Kim Sang te Lent, gemeente Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 19 november 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 januari 2016;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 21 maart 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 juni 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbe-scherming (verder: de raad) is […] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie tussen partijen is op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] [het kind] geboren (hierna te noemen: [het kind]). [het kind] heeft haar gewone verblijfplaats bij de moeder. De vader heeft [het kind] erkend.
3.2
Bij op 7 april 2015 bij de rechtbank ingekomen verzoekschrift heeft de vader verzocht hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [het kind], hem naast de moeder te bekleden met het gezag over [het kind] en een zorg- en contactregeling tussen hem en [het kind] vast te stellen.
3.3
De vader heeft [het kind] met toestemming van de moeder op 13 mei 2015 erkend. Hij heeft zijn verzoek op dit punt ingetrokken.
3.4
De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking partijen gezamenlijk belast met het gezag over [het kind], een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen vastgesteld, waarbij sprake is van een door hen bij NIM te volgen traject, en iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het gezag.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof die te vernietigen, voor wat betreft het gezag, en het verzoek van de vader om samen met haar belast te worden met het gezag over [het kind] alsnog af te wijzen.
4.3
De vader voert gemotiveerd verweer en verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de vrouw uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De moeder stelt dat de communicatie tussen partijen ernstig is verstoord. Zij voelt zich geïntimideerd en bedreigd door de vader. Volgens de moeder is de communicatie tussen partijen zo slecht dat sprake is van een situatie waarbij er een onaanvaardbaar risico is dat [het kind] klem of verloren zal raken tussen de ouders.
Partijen hadden in juli 2015 overeenstemming bereikt over het aanvragen van gezamenlijk gezag. De aanvraag ter zake is uiteindelijk niet in behandeling genomen vanwege het ontbreken van een kopie van een legitimatiebewijs van de moeder. De moeder heeft, nadat zij had vernomen dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen, alsnog kenbaar gemaakt dat zij geen toestemming wilde verlenen. De communicatie tussen partijen is sindsdien verslechterd. De moeder verwacht dat het partijen niet lukt om zonder hulp van derden tot een structurele verbetering van de communicatie te komen. Zij ziet geen basis voor gezamenlijk gezag en zij meent dat niet aan de wettelijke criteria voor gezamenlijk gezag is voldaan.
5.3
De vader stelt dat hij er alles aan doet om op een correcte wijze invulling te geven aan goed vaderschap/ouderschap met nadrukkelijke inachtneming en respectering van de rol van de moeder. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de moeder haar stellingen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat de gevreesde risico’s in het geval van [het kind] niet aanwezig zijn. De moeder heeft tot tweemaal toestemming gegeven voor het gezamenlijk gezag. Slechts vanwege een administratieve handeling is dit niet geformaliseerd. Het uitgangspunt van de wetgever is dat het in het belang van de minderjarige is dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Afwijzing van gezamenlijk gezag volgt slechts als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet is te verwachten dat hierin binnen een afzienbare tijd verbetering komt of het anderszins noodzakelijk is voor het belang van het kind. Van een dergelijke situatie is geen sprake, volgens de man.
5.4
De raad adviseert om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het uitgangspunt van de wet is gezamenlijk gezag. Er is sprake van verschillende visies bij de ouders op sommige punten van de opvoeding. Daar zouden de ouders samen een weg in moeten vinden. De moeder zorgt alleen voor [het kind] en vindt het moeilijk dat enigszins los te laten. Dit is echter geen factor op grond waarvan er eenhoofdig gezag zou moeten zijn. De raad ziet geen reden om aan te nemen dat de vader belangrijke beslissingen over [het kind] zal blokkeren. Het is duidelijk dat de communicatie tussen partijen over [het kind] nog onvoldoende vorm krijgt. Partijen zullen daaraan moeten werken.
5.5
Het hof overweegt als volgt. De moeder heeft gesteld dat zij zich door de vader geïntimideerd en bedreigd voelt. De vader heeft betwist dat daarvan sprake is. De moeder heeft haar stelling, gezien die betwisting, naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is evenwel duidelijk geworden dat de communicatie tussen partijen ten aanzien van [het kind] thans te wensen overlaat.
Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt echter niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag slechts bij één van de ouders moet berusten. Weliswaar is gebleken dat de communicatie enigszins is verstoord, maar niet gebleken is dat [het kind] klem of verloren zit of dreigt te raken tussen de ouders.
Partijen zijn bovendien bereid te werken aan verbetering van hun communicatie en zij volgen in het kader van de procedure bij de rechtbank met betrekking tot de omgangsregeling bij het NIM een traject, dat mede op de onderlinge communicatie tussen de ouders is gericht en onlangs is begonnen, zodat verbetering te verwachten valt.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat [het kind] klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
5.6
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat er geen gronden aanwezig zijn om de moeder alleen met het gezag over de kinderen te belasten. Het hof acht het, evenals de rechtbank en overeenkomstig het uitgangspunt van de wetgever, het meest in het belang van [het kind] dat aan partijen gezamenlijk het gezag toekomt.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 19 november 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, K.J. Haarhuis en B.F. Keulen, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 7 juli 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.