ECLI:NL:GHARL:2016:5611

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
200.183.745/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot herroeping van uiterste wil door geestelijk gestoorde erflaatster

In deze zaak gaat het om de toestemming aan een onder curatele gestelde erflaatster, die wegens een geestelijke stoornis onder curatele is gesteld, om haar uiterste wil te herroepen. De zaak is aanhangig gemaakt door het Fonds, dat in hoger beroep is gegaan tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De kantonrechter had toestemming verleend aan de erflaatster om haar testament te herroepen, maar het Fonds is in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het hof oordeelt dat alleen de erflaatster zelf in hoger beroep had kunnen gaan tegen de afwijzing van haar verzoek om toestemming voor herroeping. Het Fonds kan niet als procespartij optreden in deze kwestie, omdat het gaat om een hoogstpersoonlijke rechtshandeling die enkel door de erflaatster zelf kan worden verricht. De beslissing van het hof is dat het Fonds niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, en er is geen plaats voor een kostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 7 juli 2016 door de rechters W. Breemhaar, M.E.L. Fikkers en M.W. Zandbergen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.183.745/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland: Cb nr. 142450).

beschikking van 7 juli 2016

in de zaak van

Stichting Johan Dröge Fonds,

gevestigd te Haren ,
appellante,
hierna te noemen:
het Fonds,
advocaat: mr. L.H. Poortman-de Boer, kantoorhoudende te Groningen ,
en

[verweerster] en

[verweerder],
adres houdende te [plaats] ,
hierna te noemen:
[verweerders],
advocaat: mr. C.S.G. de Lange, kantoorhoudende te Groningen .

Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van
de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen , van 26 maart 2014, hierna te noemen de beroepen beschikking.

Het geding in hoger beroep

Het Fonds is bij een op 12 januari 2016 ter griffie binnengekomen beroepschrift in hoger beroep
gekomen van de beroepen beschikking.
Het in het beroepschrift neergelegde verzoek strekt ertoe:
‘bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 26 maart 2014, geregistreerd onder zaak/rolnummer Cb nr: 142450, te vernietigen en opnieuw rechtdoende te beslissen dat het verzoek van 14 februari 2014 van de toenmalige curatoren van wijlen mevrouw [erflaatster] , moet worden afgewezen, met veroordeling van deze curatoren in de kosten van deze procedure.’
[verweerders] hebben bij een op 19 april 2016 binnengekomen verweerschrift verweer gevoerd.
Partijen hebben van de mondelinge behandeling van de zaak afgezien.

Grieven

Het Fonds heeft twee grieven opgeworpen.

De beoordeling

Vaststaande feiten
1. Het hof gaat in hoger beroep van het volgende uit:
(i) Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie [vestigingsplaats] , d.d. 20 december 2013 is op vordering van het openbaar ministerie [erflaatster] , geboren te [plaats] op [geboortedatum] , destijds wonende te [plaats] , hierna te noemen [erflaatster] , wegens een geestelijke stoornis onder curatele gesteld, met benoeming van [verweerders] tot curatoren.
(ii) [erflaatster] heeft bij openbaar testament, op 6 juli 2006 verleden voor mr. [notaris] , notaris te [vestigingsplaats] , over haar nalatenschap beschikt. Het Fonds is daarbij onder bezwaar van overige beschikkingen tot enige erfgenaam van haar nalatenschap benoemd.
(iii) Bij de beroepen beschikking is aan [erflaatster] op de voet van art. 4:55 lid 2 BW toestemming verleend tot het herroepen van haar uiterste wil, zij het dat in de beroepen beschikking wordt gerept van een in 2011 gemaakt testament.
(iv) [erflaatster] is omstreeks medio 2015 overleden.
De ontvankelijkheid van het Fonds in het ingestelde appel
2. Nu naar het oordeel van het hof enkel voor [erflaatster] zelf in het geval dat de kantonrechter afwijzend had beschikt op het verzoek om toestemming voor herroeping van haar uiterste wil, hoger beroep daarvan zou hebben opgestaan, moet het Fonds in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Bij dit oordeel heeft het hof in aanmerking genomen dat het te dezen gaat om een destijds nog niet openvallen gevallen nalatenschap.
3. Bij het vorenstaande tekent het hof aan dat het door [verweerders] in eerste aanleg ingediende verzoek om toestemming aan [erflaatster] voor de herroeping van haar uiterste wil door het hof aldus wordt verstaan dat het door hen niet als curatoren van [erflaatster] , maar als haar procesgevolmachtigden is ingediend. De indiening van een dergelijk verzoek behoort immers niet tot de taak van een curator als zodanig, nu een uiterste wilsbeschikking enkel door de erflater zelf op straffe van nietigheid kan worden gemaakt en daarom als een hoogstpersoonlijke rechtshandeling wordt aangemerkt.
4. Duidelijkheidshalve overweegt het hof voorts dat het hiervoor overwogene niet eraan in de weg staat dat het Fonds de geldigheid van de daadwerkelijke herroeping van de genoemde uiterste wil, die naar de stellingen [verweerders] , waarover het Fonds zich niet meer heeft kunnen uitlaten, op 4 april 2015 heeft plaatsgehad, in een dagvaardingzaak aan het oordeel van de rechter onderwerpt. Een op de voet van art. 4:55 lid 2 BW verleende toestemming sluit immers niet de mogelijkheid uit dat na het openvallen van de nalatenschap de geldigheid van de betrokken uiterste wilsbeschikking – in casu de herroeping - door de rechter op vordering van het Fonds aan het bepaalde in art. 3:34 BW wordt getoetst.
Met betrekking tot de grieven en het verweer:
5. Gelet op het hiervoor overwogene, behoeven de grieven en het verweer geen verdere behandeling.
De slotsom
6. Het Fonds zal in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Gelet op het hiervoor overwogene, is naar het oordeel van het hof voor een kostenveroordeling geen plaats.

De beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het Fonds niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.
De beschikking is gegeven door mr. W. Breemhaar, mr. M.E.L. Fikkers en mr. M.W. Zandbergen en uitgesproken ter openbare zitting van dit hof van 7 juli 2016 in het bijzijn van de griffier.