Uitspraak
[appellant],
Synergon,
1.Het geding in eerste aanleg
15 november 2011, 3 april 2012, 18 september 2012, 11 december 2012, 5 maart 2013,
12 november 2013 en 25 februari 2014 die respectievelijk de kantonrechter op de locatie Winschoten van de rechtbank Groningen en de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, hebben gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Afgelopen vrijdagmiddag, 1 juli 2011, is geconstateerd dat u zich binnen het automatiseringssysteem van Synergon illegaal toegang heeft verschaft tot onderdelen waarvoor u niet geautoriseerd was.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Synergon heeft die vordering bestreden en heeft volgehouden dat [appellant] terecht op staande voet is ontslagen.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
Grief Ikeert zich tegen de bewijslastverdeling,
grief IItegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] zijn vordering uitsluitend op artikel 7:681 BW (oud) en niet op artikel 7:677 BW. Voor zover nodig vult [appellant] zijn juridische grondslag aan.
Grief IIIkeert zich tegen de verwerping van de vordering, voor zover gebaseerd op het gevolgencriterium, terwijl
grief IVzich keert tegen de proceskostenveroordeling.
In
incidenteel appelvecht Synergon de beslissing van de kantonrechter aan om de kosten van de deskundige voor haar rekening te brengen.
NJ1987,126). Dat de dringende reden onder het oude recht vooral een rol speelde bij de vraag of de BBA-toetsing op straffe van nietigheid terecht achterwege is gebleven, maakt evenwel nog niet dat bij een ontslag waarbij de BBA-toetsing in het geheel niet speelde - zoals bij WSW-arbeidscontracten als in deze zaak aan de orde die onder de uitzondering van artikel 2 lid 1 sub a BBA vielen - van een ander uitgangspunt zou moeten worden uitgegaan. Ook zonder de toepasselijkheid van het BBA is er een rechtens relevant verschil tussen een onverwijld gegeven ontslag wegens een dringende reden en een regelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst.
JAR1998, 153). De kantonrechter had voorts de vordering tot wedertewerkstelling, gebaseerd op artikel 7:782 BW, niet uitsluitend aan
artikel 7:681 moeten relateren, doch ook aan de betwisting van de dringende reden. Immers, de wetgever verbond in artikel 7:682, eerste lid, BW (oud) het herstel van de dienstbetrekking niet alleen aan het kennelijk onredelijk ontslag, doch ook aan een onterecht gegeven ontslag wegens dringende reden.
- Het zich toegang verschaffen tot onderdelen van het computersysteem waartoe [appellant] niet was geautoriseerd;
- Het kopiëren van bestanden en mappen uit die onderdelen;
- het trachten zich de rechten van een administrator toe te kennen;
- het veroorzaken van een storing in het systeem.
Voor de aanwezigheid van de overige door Synergon aangevoerde dringende redenen biedt het deskundigenbericht onvoldoende steun, zij het dat het rapport evenmin bewijs voor het tegendeel oplevert. Het hof acht ook de schriftelijke verklaringen van [B] en [D] onvoldoende, gelet op de betwisting door [appellant] , om aan te nemen dat Synergon de overige drie onder 5.6 genoemde verwijten terecht aan [appellant] heeft gemaakt.
NJ2006, 340) niet voldoende voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
Het ontbreken van een rechtsgeldig dringende reden voor het ontslag op staande voet waar het hof vooralsnog vanuit gaat - maakt dat de werknemer aanspraak kan maken op enige vorm van schadevergoeding, maar hij heeft geen
rechtop herstel van zijn dienstbetrekking. Dat is een vorm van schadevergoeding die de rechter
kantoekennen. In dit geval is het blazoen van [appellant] bepaald niet ongeschonden en ziet het hof in de aan [appellant] verwijtbare gedragingen rond zijn ontslag (het betreden van niet voor hem openstaande delen van het computersysteem van Synergon en het liegen omtrent de toedracht, gevoegd bij een eerdere berisping voor een verwant feit) reden om het gevorderde herstel van de dienstbetrekking niet toe te wijzen.
NJ1996/90). Het hof ziet vooralsnog, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het eigen aandeel van [appellant] in het hem gegeven ontslag, aanleiding de hem toekomende schade op voet van 7:681 BW (in geval dus geen sprake is van een geldig ontslag op staande voet) uitsluitend te baseren op het gemiste loon over de in acht te nemen opzegtermijn van drie maanden en de termijn voor het verplichte advies ingevolge artikel 6, derde lid, van de WSW (oud), in totaal door het hof vooralsnog te begroten op 5 maanden loon.
6.De beslissing
dinsdag 23 augustus 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
26 juli 2016.