Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [verzoeker], de voormalig bewindvoerder van de zussen [verweersters], voor schade die de zussen hebben geleden als gevolg van slecht bewind. De zussen hebben [verzoeker] aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 39.283,31, dat door hem ten onrechte aan hun vader is overgemaakt. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de kantonrechter van 23 april 2015, waarin is vastgesteld dat [verzoeker] tekort is geschoten in zijn zorg als bewindvoerder. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 29 maart 2016 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is vastgesteld dat de vader van de zussen geen belanghebbende is in deze procedure, en dat de voormalig bewindvoerder [D] niet ter zitting is verschenen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere beschikkingen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en de rol van de opvolgend bewindvoerder. Het hof heeft geoordeeld dat [verzoeker] niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade, omdat hij zijn rekening en verantwoording correct heeft afgelegd en deze door de opvolgend bewindvoerder is goedgekeurd. De zussen zijn als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en het hof heeft bepaald dat [verzoeker] niet aansprakelijk is voor de door de zussen gestelde schade.