ECLI:NL:GHARL:2016:6210

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
200.188.522
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging voor uitgaven door curator in curatelezaak

In deze zaak gaat het om een verzoek van de curator van betrokkene, die onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis. De curator heeft in eerste aanleg een machtiging aangevraagd voor het doen van uitgaven voor vakantie, begeleidingskosten en andere uitgaven. De kantonrechter heeft op 6 januari 2016 een beschikking gegeven waarin de curator gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, maar de gevraagde bedragen voor vakantie en begeleiding zijn beperkt tot € 4.600,- en € 120,- respectievelijk. De curator is het niet eens met deze beperking en heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2016 heeft de curator, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. De betrokkene is niet verschenen. De curator stelt dat de uitgaven noodzakelijk zijn voor de verzorging en het welzijn van betrokkene, die ernstig verstandelijk gehandicapt is en op een laag ontwikkelingsniveau functioneert. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de leeftijd van betrokkene en zijn financiële situatie.

Het hof oordeelt dat de gevraagde uitgaven in het belang van betrokkene zijn en dat de curator recht heeft op de gevraagde machtiging. De beschikking van de kantonrechter wordt vernietigd en de curator krijgt toestemming voor de uitgaven zoals oorspronkelijk verzocht. De beslissing is op 28 juli 2016 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.188.522
(zaaknummer rechtbank Gelderland 4680374)
beschikking van 28 juli 2016
inzake
[verzoeker],
in zijn hoedanigheid van curator
van betrokkene,
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de curator,
advocaat: mr. B.H. Bongers te Zwolle.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: betrokkene.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen) van 6 januari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 31 maart 2016;
- een faxbericht van mr. Bongers van 17 juni 2016 met één bijlage.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 juni 2016 plaatsgevonden. De curator is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Met kennisgeving vooraf is betrokkene niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats].
3.2
Bij beschikking van 1 december 2010 heeft de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Harderwijk) betrokkene onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis met benoeming van de curator als zodanig.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 16 december 2015, heeft de curator verzocht machtiging te verlenen voor het doen van de volgende uitgaven:
- vakantie/dagjes uit € 780,-;
- begeleidingskosten € 9.200,-;
- kleding € 1.600,-;
- jaarlijkse schenking aan de stichting De Klink € 350,-;
- maandelijkse schenking aan Kerk in Aktie € 10,-;
- beloning curator voor 2016 € 1.078,70.
3.4
Bij de bestreden beschikking van 6 januari 2016 heeft de kantonrechter machtiging verleend voor de post vakantie/dagjes uit en begeleidingskosten tot een bedrag van € 4.600,-, voor uitgaven voor kleding tot een bedrag van € 1.600,-, voor het doen van schenkingen in 2016 aan de stichting De Klink tot een bedrag van € 350,- en voor Kerk in Aktie tot een bedrag van € 120,-. Tevens heeft de kantonrechter de beloning voor de curator vastgesteld op € 1.078,70 voor het jaar 2016.

4.De omvang van het geschil

4.1
De curator is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 6 januari 2016. Deze grief ziet op de beslissing van de kantonrechter om de post vakantie/dagjes uit en begeleidingskosten te beperken tot een bedrag van € 4.600,-.
4.2
De curator verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt) wat betreft de post vakantie/dagjes uit en begeleidingskosten, en, opnieuw beschikkende, hem alsnog machtiging te verlenen voor het doen van uitgaven voor vakantie/dagjes uit en begeleidingskosten zoals in eerste instantie verzocht, dat wil zeggen tot een bedrag (het hof begrijpt en dit is door de advocaat van de curator tijdens de mondelinge behandeling bevestigd) van respectievelijk € 780,- en € 9.200,- voor 2016.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:386 juncto 1:345 van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoeft de curator onder meer machtiging van de kantonrechter om de navolgende handeling voor rekening van de curandus te verrichten: het aangaan van overeenkomsten strekkende tot beschikking over goederen van de curandus, tenzij de handeling geld betreft, als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd, of krachtens rechterlijk bevel geschiedt.
5.2
De curator stelt dat hij op grond van artikel 1:386 lid BW de inkomsten van betrokkene in de eerste plaats dient te besteden voor voldoende verzorging van betrokkene, welke verzorging overeenkomstig het vermogen van betrokkene dient te geschieden (artikel 1:385 juncto 1:336 BW). De curator meent dat zijn verzoek overeenkomstig deze taakstelling is. Betrokkene heeft geen enkel belang bij het vermeerderen dan wel in stand houden van zijn vermogen. Bij toekenning van het verzoek heeft betrokkene aanzienlijk baat, omdat zijn leefsituatie duidelijk wordt verbeterd als hij één uur per dag individuele begeleiding krijgt.
5.3
Het hof is met de curator van oordeel dat de door hem te maken kosten voor vakantie/dagjes uit van € 780,- en begeleidingskosten van € 9.200,- in het belang van betrokkene zijn. Uit de stukken en hetgeen is besproken op de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene zeer ernstig verstandelijk gehandicapt is en dat hij functioneert op een ontwikkelingsniveau van iemand van zes tot twaalf maanden. Uit de verklaring van de persoonlijk begeleider van betrokkene van 19 februari 2016 blijkt dat de één uur individuele begeleiding op werkdagen betrokkene goed doet, hetgeen in 2015 heeft geleid tot minder huisartsbezoeken. Door de individuele begeleiding wordt de kwaliteit van leven voor betrokkene enorm verbeterd. Daarbij betrekt het hof dat betrokkene thans 80 jaar is en zijn ouderdomsklachten, waaronder - kans op - hartfalen, toenemen. Het vermogen van betrokkene is op dit moment € 30.039,94 en vanaf volgend jaar zal de eigen bijdrage AWBZ van € 307,95 per maand komen te vervallen, zodat betrokkene maandelijks meer geld overhoudt. Hiermee is naar het oordeel van het hof voldoende gebleken dat de individuele begeleiding van betrokkene noodzakelijk is voor zijn verzorging en welzijn, hetgeen de uitgaven rechtvaardigt. Het hof zal het verzoek dienaangaande dan ook toewijzen.
5.4
Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking, wat betreft de post vakantie/dagjes uit en begeleidingskosten, zal vernietigen, en beslissen als hierna zal worden vermeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen) van 6 januari 2016, wat betreft de post vakantie/dagjes uit en begeleidingskosten, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de curator machtiging voor het doen van de volgende uitgaven in 2016:
- vakantie/dagjes uit voor een totaal bedrag van € 780,-;
- begeleidingskosten voor een totaal bedrag van € 9.200,-.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Rijken, A. Smeeïng-van Hees en M.J. Stolwerk, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. A. Smeeïng-van Hees en is op 28 juli 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.