ECLI:NL:GHARL:2016:6327

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 augustus 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
WAHV 200.178.438
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van kantonrechter inzake administratieve sanctie voor het niet dragen van een autogordel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de betrokkene, die in Israël woont, tegen een beslissing van de kantonrechter van 3 juni 2014. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie van € 100,- voor het niet dragen van een autogordel niet-ontvankelijk verklaard. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de advocaat-generaal een verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de zitting op 21 juli 2016 heeft de gemachtigde van de advocaat-generaal besloten de inleidende beschikking in te trekken, omdat er fouten waren gemaakt bij de adressering van de stukken. Dit leidde tot twijfel over het bewijs van de gedraging die op 24 februari 2011 zou hebben plaatsgevonden op de Van Baerlestraat in Amsterdam.

Met de intrekking van de beschikking is bereikt wat de betrokkene met het hoger beroep beoogde, namelijk de vernietiging van de beschikking. Hierdoor heeft de betrokkene geen belang meer bij een uitspraak op het hoger beroep, dat dan ook niet-ontvankelijk wordt verklaard. De betrokkene heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten, waaronder reiskosten voor een retourvlucht van Israël naar Amsterdam en verletkosten. Het hof heeft de reiskosten voor de vlucht vastgesteld op € 700,- en de verletkosten op € 600,-. De totale proceskosten worden vastgesteld op € 1.350,70, die door de advocaat-generaal aan de betrokkene moeten worden vergoed.

Uitspraak

WAHV 200.178.438
4 augustus 2016
CJIB 151427313
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank [plaats]
van 3 juni 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
postbus houdend te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft - nadat het hof de zaak voor de tweede maal had teruggewezen - het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
Daarbij is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 21 juli 2016. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. C.T. Brontsema.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 100,- opgelegd ter zake van “in een motorvoertuig voorin geen autogordel gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 24 februari 2011 om 11:15 uur op de Van Baerlestraat te Amsterdam. Op de inleidende beschikking is vermeld dat dit is gebeurd met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De gemachtigde van de advocaat-generaal heeft ter zitting besloten om voormelde beschikking in te trekken omdat uit het dossier en het verhandelde ter zitting van het hof blijkt dat er bij de verzending van stukken fouten zijn gemaakt met de adressering. Het besluit tot intrekking is mede gebaseerd op hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd omtrent de wijze waarop de gedraging is geconstateerd en zijn gegevens zijn opgenomen. Bij de gemachtigde van de advocaat-generaal is twijfel gerezen ten aanzien van het bewijs zoals dit is opgenomen in het zaakoverzicht en vijf jaar na dato wordt het niet wenselijk geacht daaromtrent een aanvullend proces-verbaal op te vragen. Met de intrekking van de beschikking is bewerkstelligd hetgeen de betrokkene met het hoger beroep beoogde te verkrijgen, te weten vernietiging van deze beschikking, zodat de betrokkene geen belang meer heeft bij een uitspraak op het hoger beroep. Om die reden zal het hoger beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk worden verklaard. Ingevolgde de beslissing van de gemachtigde advocaat-generaal zullen de door de betrokkene betaalde bedragen worden gerestitueerd.
3. Gelet op het voorgaande is er aanleiding voor vergoeding van de proceskosten van de betrokkene. De betrokkene maakt aanspraak op reiskosten bestaande uit de kosten van een retourvlucht van Israël, waar hij woont, naar Amsterdam ten bedrage van € 700,-, en de reiskosten die hij heeft gemaakt om met een auto van Schiphol naar Leeuwarden te reizen. Hij is op 21 juli 2016 in Nederland aangekomen. De betrokkene werkt als freelancer en maakt aanspraak op verletkosten van € 75,- per uur.
4. Artikel 13a, eerste lid, laatste volzin, van de WAHV verklaart het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) van overeenkomstige toepassing. Derhalve dient het hof het kostenverzoek te beoordelen aan de hand van de genoemde regeling.
5. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen als te vergoeden reiskosten slechts in aanmerking de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse, dan wel een kilometervergoeding van € 0,28 indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.
6. Gelet op de omstandigheid dat de betrokkene in Israël woonachtig is, is openbaar vervoer niet voldoende mogelijk. Het Hof stelt de reiskosten voor de vlucht in goede justitie vast op € 700,-, waarin tevens de reiskosten naar en van het vliegveld in Israël worden geacht te zijn begrepen.
7. Voor wat betreft de reiskosten Schiphol - Leeuwarden en Leeuwarden - [plaats], waar de betrokkene bij zijn gezin zal verblijven, geldt dat er geen termen aanwezig zijn de geclaimde reiskosten op basis van een kilometervergoeding toe te kennen aangezien niet is gebleken dat eiser onvoldoende mogelijkheid heeft gehad om met het openbaar vervoer te reizen. Daarvan uitgaande komt daarvoor een bedrag van € 50,70 voor vergoeding in aanmerking.
8. Het hof stelt het tijdsverzuim in verband met de behandeling ter zitting van het hof op acht uren. Het uurtarief van de betrokkene bedraagt € 75,-. De verletkosten worden vastgesteld op het bedrag van € 600,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.350,70, over te maken op [rekeningnummer] t.n.v. [betrokkene].
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.