ECLI:NL:GHARL:2016:6826

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2016
Publicatiedatum
25 augustus 2016
Zaaknummer
200.184.197
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in kader van ondertoezichtstelling met betrekking tot kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de omgangsregeling tussen een vader en zijn drie kinderen, die onder toezicht zijn gesteld. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.I.A. Schröder, verzocht om een omgangsregeling waarbij de kinderen drie dagen per week bij hem zouden verblijven, met inachtneming van de belangen van de kinderen. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, vertegenwoordigd door de GI, verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, omdat de belangen van de kinderen zich verzetten tegen een uitgebreidere omgangsregeling. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens, steunde dit verweer.

Het hof heeft vastgesteld dat er eerder door de rechtbank Midden-Nederland een nieuwe omgangsregeling was vastgesteld op 29 januari 2016, waarbij de vader wekelijks één uur omgang had met de kinderen onder begeleiding van een professional. Aangezien de vader geen hoger beroep had ingesteld tegen deze beschikking, was deze in kracht van gewijsde gegaan. Het hof oordeelde dat de vader geen belang meer had bij zijn hoger beroep tegen de eerdere beschikking van 15 oktober 2015, omdat de huidige regeling de enige geldige was. Daarom verklaarde het hof de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de belangen van de kinderen in zaken van omgangsregelingen en de noodzaak voor ouders om zich aan de geldende afspraken te houden, vooral wanneer er sprake is van ondertoezichtstelling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.184.197
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, 392112)
beschikking van 25 augustus 2016
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.I.A. Schröder te Utrecht,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens te Vleuten-De Meern, gemeente Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 23 juni 2015 en 15 oktober 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 januari 2016;
- het verweerschrift van de moeder met producties, ingekomen op 15 maart 2016;
- het verweerschrift van de GI met producties, ingekomen op 23 maart 2016;
- een journaalbericht van mr. Van den Heuvel-Beerens van 2 juni 2016 met bijlagen,
ingekomen op 3 juni 2016;
- een brief van de GI van 19 juni 2016 met producties, ingekomen op 20 juni 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2016 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de GI zijn verschenen [vertegenwoordiger van de stichting 1], [vertegenwoordiger van de stichting 2] en [vertegenwoordiger van de stichting 3]. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [vertegenwoordiger van de raad] verschenen. Voorts is de moeder verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit het op 17 september 2015 ontbonden huwelijk van de vader en de moeder zijn geboren:
- [kind 1] (verder: [kind 1]), geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats],
- [kind 2] (verder: [kind 2]), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats], en
- [kind 3] (verder: [kind 3]), geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats],
over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 15 november 2013 van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, zijn [kind 1], [kind 2] en [kind 3] onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (thans de GI) met ingang van 15 november 2013 tot
15 november 2014, welke ondertoezichtstelling nadien steeds is verlengd, laatstelijk bij beschikking van 10 november 2015 tot 15 november 2016.
3.3
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 9 april 2014 heeft de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, voor zover hier van belang, bepaald dat inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken [kind 1], [kind 2] en [kind 3] drie dagen per week bij de vader verblijven, waaronder ten minste één dag in het weekend, in onderling overleg met de moeder vast te stellen, waarbij de vader de kinderen zal halen en wegbrengen.
3.4
Bij beschikking van 21 mei 2014 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op verzoek van de GI de beschikking voorlopige voorzieningen van 9 april 2014 in die zin gewijzigd dat inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is bepaald dat [kind 1], [kind 2] en [kind 3] elke week één uur contact hebben met de vader in de voormalige echtelijke woning onder begeleiding van de gezinsvoogd dan wel een specialistisch begeleider.
3.5
Bij beschikking van dit hof van 11 december 2014 is voornoemde beschikking van
21 mei 2014 vernietigd en is als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat:
- de kinderen met ingang van 11 december 2014 tot 1 januari 2015 elke week één uur per
kind of drie uur gezamenlijk onbegeleid bij de vader verblijven;
- de kinderen met ingang van 1 januari 2015 tot 1 april 2015 één dag per week onbegeleid bij
de vader verblijven;
- de kinderen met ingang van 1 april 2015 onbegeleid bij de vader verblijven zoals nader
door partijen en de gezinsvoogd in het ouderschapsplan overeen te komen.
3.6
Bij schriftelijke aanwijzing van 4 mei 2015 heeft de GI de vader de volgende aanwijzingen gegeven:
-
- U, vader, slaat, duwt geen van de kinderen of trekt aan hun haren of doet hen op welke
andere manier dan ook pijn.
- Samen Veilig Midden Nederland draagt u op u samen met de kinderen onder behandeling
te stellen van Altrecht deeltijd. Voorts draagt Samen Veilig Midden Nederland u op inzicht
te geven in de door u genoemde wachtlijst ten behoeve van en na aanvang het verloop van
deze behandeling.
- de omgangsregeling is voorlopig als volgt: [kind 1], [kind 2] en [kind 3] verblijven een dag per
week onbegeleid bij u.
- u hervat de gesprekken met moeder en de gezinsvoogd om te komen tot het
ouderschapsplan.
3.7
Bij schriftelijke aanwijzing van 13 mei 2015 heeft de GI de vader de volgende aanwijzing gegeven:
- U, vader, heeft geen omgang met de kinderen, zoals verzocht in ons verzoekschrift dd
11-05-2015 aan de Rechtbank, totdat het verzoekschrift (...) is behandeld ter terechtzitting.
3.8
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 15 oktober 2015 heeft de kinderrechter de onder 3.5 genoemde beschikking van dit hof van 11 december 2014 gewijzigd in die zin dat thans de volgende zorgregeling geldt:
de vader heeft - zolang de GI dit noodzakelijk acht onder begeleiding van een door de GI aangewezen persoon - omgang met [kind 1], [kind 2] en [kind 3] gedurende een dagdeel per week; deze omgang kan door de GI verder worden uitgebreid.
3.9
Bij beschikking van 29 januari 2016 heeft de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, de omgangsregeling opnieuw gewijzigd, in die zin dat de vader - zolang de GI dit noodzakelijk acht - wekelijks omgang heeft met [kind 1], [kind 2] en [kind 3] gedurende één uur, onder de begeleiding van een door de GI aangewezen professional, ten
kantore van de GI, welke omgang door de GI kan worden uitgebreid.
3.1
Op 8 juni 2016 heeft de GI opnieuw een schriftelijke aanwijzing aan de vader gegeven inhoudende:
U mag voorlopig geen begeleid bezoekcontact met uw kinderen hebben. Samen Veilig Midden wil dat u een plan maakt waardoor u uw boosheid onder controle heeft en dergelijke incidenten niet meer voorkomen en positief contact met uw kinderen te kunnen onderhouden. De inzet van adequate hulpverlening, of begeleiding om de contacten met uw kinderen en de samenwerking met Samen Veilig Midden Nederland beter te kunnen laten verlopen is daarbij van evident belang. In navolging van deze aanwijzing zal Samen Veilig Midden Nederland een wijzigingsverzoek verdeling zorg en opvoedtaken indienen bij de Rechtbank Midden Nederland.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 15 oktober 2015. Hij verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen zoals verzocht onder punt 25 van het beroepschrift, dan wel een zodanige omgangsregeling te bepalen als het hof juist acht, kosten rechtens.
4.2
Onder punt 25 van het beroepschrift verzoekt de vader dat een omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij de kinderen gedurende drie dagen per week, waaronder ten minste één dag in het weekend, in onderling overleg met de moeder vast te stellen, bij hem zijn waarbij hij zorgdraagt voor het halen en brengen van de kinderen.
4.3
De GI heeft tegen het verzoek van de vader verweer gevoerd en verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans zijn verzoek in hoger beroep af te wijzen, omdat de zwaarwegende belangen van de kinderen zich op dit moment verzetten tegen een uitgebreidere omgangsregeling.
4.4
De moeder heeft tegen het verzoek van de vader eveneens verweer gevoerd. Zij verzoekt het hof het verzoek van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De GI heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep, nu bij de hiervoor genoemde beschikking van 29 januari 2016 de omgangsregeling opnieuw is gewijzigd, in die zin dat de vader - zolang de GI dit noodzakelijk acht - wekelijks omgang heeft met [kind 1], [kind 2] en [kind 3] gedurende één uur, onder de begeleiding van een door de GI aangewezen professional, ten kantore van de GI. Deze omgang kan door de GI worden uitgebreid. De vader heeft, aldus de GI, gelet op het voorgaande, geen belang meer bij zijn hoger beroep tegen de beschikking van 15 oktober 2015.
5.2
Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, bij beschikking van 29 januari 2016 een nieuwe omgangsregeling heeft vastgesteld tussen de vader en de kinderen, zoals hiervoor onder 3.9 genoemd. Eveneens staat vast dat de vader tegen die beschikking geen hoger beroep heeft ingesteld, zodat die beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
Gelet op het voorgaande zal het hof de vader wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beschikking 15 oktober 2015. Het hof kan de omgangsregeling over een periode in het verleden namelijk niet meer wijzigen en voor de toekomst heeft de regeling te gelden zoals de rechtbank die bij beschikking van 29 januari 2016 heeft vastgesteld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, K.J. Haarhuis en
M.S. van Gaalen en is op 25 augustus 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.