Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[verzoeker] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [verzoeker] tegen mr. J.H. Kuiper, raadsheer in het hof. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rolbeslissing van mr. Kuiper van 16 augustus 2016 onbegrijpelijk was en dat deze beslissing de schijn van vooringenomenheid wekte. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend en dat verzoeker ontvankelijk was.
De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de rolbeslissing van mr. Kuiper niet in strijd was met de wet of jurisprudentie. De beslissing was gemotiveerd en voldeed aan de criteria voor onpartijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen objectieve rechtvaardiging voor de vrees voor vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat er geen feiten of omstandigheden waren die de schijn van vooringenomenheid konden onderbouwen. De beslissing werd genomen door de leden van de wrakingskamer in aanwezigheid van de griffier en openbaar uitgesproken.