In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de wijziging van kinderalimentatie die eerder door een Turkse rechter was vastgesteld. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de man, verweerder in het principaal hoger beroep, zijn in 2005 in Turkije getrouwd en hebben een minderjarige dochter. Bij de echtscheiding in 2011 is een alimentatiebijdrage van £ 1.000,- per maand vastgesteld door de rechtbank Bodrum in Turkije. De man heeft in 2015 een verzoek ingediend tot wijziging van deze alimentatie, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank heeft de alimentatie verlaagd naar € 568,- per maand, wat de vrouw heeft aangevochten in hoger beroep.
Het hof heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De man voerde aan dat de alimentatieovereenkomst nietig of vernietigbaar was, maar het hof oordeelde dat hij zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd. Het hof concludeerde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de alimentatie rechtvaardigde. De behoefte van de minderjarige werd vastgesteld op € 1.207,- per maand, terwijl de draagkracht van de man werd berekend op € 1.079,- per maand. Na het toepassen van een zorgkorting van 15% op de alimentatie, werd de door de man te betalen bijdrage vastgesteld op € 898,- per maand, met ingang van 1 februari 2015.
De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de man de nieuwe alimentatiebijdrage moest betalen, met de kosten van het geding gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het onderbouwen van claims in alimentatiezaken en de noodzaak om wijzigingen in omstandigheden te erkennen.