In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 14 december 2015 de beroepen van belanghebbende tegen de heffingen van marktgelden ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle had aan belanghebbende facturen opgelegd voor marktgelden voor het ter beschikking stellen van een standplaats op het Petuniaplein. Belanghebbende betwistte de facturen, omdat hij geen standplaats zou hebben ingenomen. De rechtbank oordeelde echter dat de facturen terecht waren opgelegd, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 1 september 2016 zijn beide partijen niet verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak ten onrechte de echtgenote van belanghebbende als belanghebbende heeft vermeld, terwijl zij slechts als gemachtigde optrad. Het Hof heeft deze omissie hersteld zonder verdere gevolgen. Het Hof heeft vervolgens de feiten en de juridische context van de zaak beoordeeld, waaronder de relevante bepalingen uit de Gemeentewet en de Marktverordening van de gemeente Zwolle.
Het Hof concludeert dat de facturen voor de perioden van 1 juli 2013 tot en met 30 september 2013 en van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 ten onrechte aan belanghebbende zijn opgelegd, omdat hij tijdig om intrekking van de vergunning had verzocht. De overige facturen zijn echter terecht opgelegd, omdat de standplaats voor de markt op het Petuniaplein tot 1 oktober 2014 ter beschikking was gehouden. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar voor de onterecht opgelegde facturen, maar verklaart de overige beroepen ongegrond. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht.