ECLI:NL:GHARL:2016:7332

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
200.162.587/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde verrijking in het kader van een voorgenomen overname van een onderneming

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de vennootschap onder firma Toko Anadolu en haar vennoten. De zaak betreft een vordering van [appellant] op basis van ongerechtvaardigde verrijking, nadat hij investeringen had gedaan in de onderneming Toko Anadolu, waarvan hij dacht deze te kunnen overnemen. De rechtbank had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Tijdens de comparitie van partijen is geen schikking bereikt en zijn de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de oorspronkelijke vorderingen van [appellant] toegewezen, met veroordeling van de geïntimeerden in de kosten van de procedure in beide instanties. Het hof oordeelt dat, indien komt vast te staan dat [appellant] de door hem gestelde uitgaven heeft gedaan, Toko Anadolu c.s. hierdoor ongerechtvaardigd zijn verrijkt. Het hof heeft [appellant] opgedragen te bewijzen dat hij de investeringen heeft gedaan, en heeft de verdere beslissing aangehouden. De zaak is complex door de onderlinge relaties tussen de partijen en de betwisting van de investeringen door Toko Anadolu c.s.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.162.587/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 3057217 / CV EXPL 14-5325)
arrest van 13 september 2016
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. H. de Jong, kantoorhoudend te Burgum,
tegen

1.de vennootschap onder firma Toko Anadolu,

gevestigd te Leeuwarden,
hierna:
Toko Anadolu,
en haar vennoten:

2. [geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde1],

3. [geïntimeerde2] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
Toko Anadolu c.s.,
advocaat: mr. A.R. Mes, kantoorhoudend te Zoetermeer.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 10 maart 2015 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Er heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal van deze
comparitie bevindt zich bij de stukken. Tijdens de comparitie is geen schikking bereikt. De zaak is naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte van [appellant] , en
- een antwoordakte.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
1.4
[appellant] vordert in hoger beroep:
"(…) het vonnis van de kantonrechter van 31 oktober 2014 onder zaaknummer 3057127 gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende de oorspronkelijke vorderingen van [appellant] toe te wijzen met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van de procedure in beide instanties."

2.De vaststaande feiten

2.1
In deze procedure staat - als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken - het volgende vast.
2.1.1
[geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] exploiteren een Turkse toko/winkel, genaamd Toko Anadolu.
2.1.2
[appellant] is een broer van [geïntimeerde2] .
2.1.3
[B] (hierna: [B] ) is de zoon van [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] en een neef van [appellant] .
2.1.4
[appellant] heeft gedurende verschillende periodes werkzaamheden verricht voor Toko Anadolu c.s.
2.1.5
Bij vonnis van 18 mei 2011 heeft de rechtbank Leeuwarden [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 20.000,- aan [appellant] uit hoofde van een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
2.1.6
[appellant] en [B] hebben op 18 juli 2013 samen een aanvraag ingediend bij het bureau Zelfstandigen Fryslân voor bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en het Besluit bijstand zelfstandigen (BBZ 2004) ten behoeve van de overname en voortzetting van de onderneming van Toko Anadolu c.s. (producties 1 en 2 bij de memorie van grieven). Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) - in opdracht van het bureau Zelfstandigen Fryslân - op 7 oktober 2013 een rapport uitgebracht, met als conclusie dat de onderneming niet levensvatbaar is (productie 3 bij de memorie van grieven).

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd:
"(…) bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op gronden voornoemd:I. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan eiser op basis van de sub 8 genoemde grondslagen de somma van € 10.069,52 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2013 althans van de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening des de een betalend de anderen zijn gekweten;II. gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding."
3.2
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1
[appellant] vordert betaling van een bedrag van € 10.069,52 uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking dan wel onverschuldigde betaling. Hij legt hieraan het volgende ten grondslag.
Hem is door Toko Anadolu c.s. voorgehouden dat hij tezamen met zijn neef, [B] , de winkel van Toko Anadolu c.s. zou kunnen overnemen. Uiteindelijk is dit niet doorgegaan. In de tussentijd heeft hij wel investeringen gedaan in de zaak c.q. het pand van Toko Anadolu c.s., te weten:
Tegels € 6.500,-
Rekjes € 1.200,-
Oven € 900,-
Koeling, waarvan € 500,- contant € 1.000,-
Verdere uitgaven
€ 496,-Totaal € 10.069,52
4.2
Toko Anadolu c.s. hebben erkend dat [appellant] klusjes voor hen heeft gedaan, maar zij betogen dat van een beoogde overname van het bedrijf nimmer sprake is geweest. Zij betwisten ook dat [appellant] de door hem gestelde uitgaven heeft gedaan.
4.3
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat [appellant] niets heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat hem is toegezegd of beloofd dat hij de winkel zou kunnen overnemen en hij ter zake ook geen specifiek bewijs heeft aangeboden. Nu de gestelde investeringen met de beoogde overname van de winkel verband hielden, is daarmee de grondslag voor de gestelde ongerechtvaardigde verrijking dan wel onverschuldigde betaling weggevallen, aldus de kantonrechter.
4.4
De enige genummerde
grieftegen dit vonnis houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er niets is aangevoerd waaruit de toezegging blijkt dan wel kan worden afgeleid dat [appellant] de zaak zou overnemen, maar dat het slechts een blote stellingname betreft waarmee de grondslag voor ongerechtvaardigde verrijking dan wel onverschuldigde betaling is weggevallen. In de inleiding op de grief betoogt [appellant] dat ook als er geen toezegging zou zijn gedaan en het een idée fixe van [appellant] zou zijn geweest, hij nog investeringen heeft gedaan waardoor Toko Anadolu c.s. zijn verrijkt. Het hof vat deze opmerking op als een niet genummerde, zogenoemd verholen grief.
4.5
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 6:212 lid 1 BW bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
Het hof is van oordeel dat indien en voor zover komt vast te staan dat [appellant] de door hem gestelde uitgaven heeft gedaan, Toko Anadolu c.s. hierdoor ongerechtvaardigd zijn verrijkt als bedoeld in artikel 6:212 BW. Toko Anadolu c.s. hebben immers op zich niet betwist dat voor dergelijke betalingen geen rechtsgrond bestond en dat hun onderneming is gebaat indien ze zijn gedaan; zij betwisten slechts
datdeze investeringen ten laste van [appellant] zijn gekomen. In zoverre slagen de grieven derhalve. De voorgenomen overname van de onderneming door [appellant] speelt bij dit alles in zoverre een rol dat hierin voor [appellant] het motief voor eventuele investeringen in de zaak kan zijn gelegen. De vraag of dat voornemen aannemelijk is geworden, kan een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of [appellant] de door hem gestelde betalingen inderdaad heeft verricht, maar hoeft niet afzonderlijk te worden bewezen.
Hoogte van de vordering
4.6
Uit de toelichting op de grieven begrijpt het hof dat [appellant] stelt slechts de helft van de koel-/vriescombinatie te hebben betaald, derhalve een bedrag van € 500,-, zodat het totaal van de door hem gestelde uitgaven uitkomt op een bedrag van € 9.596,- (in plaats van de door hem gevorderde € 10.069,52). [appellant] heeft zijn eis overigens niet dienovereenkomstig verminderd.
Tegels
4.7
Ten bewijze van de post 'tegels' ad € 6.500,- heeft [appellant] een kwitantie d.d. 9 november 2013 overgelegd (productie 2 bij de inleidende dagvaarding). Deze kwitantie bevat de volgende tekst:
"Hierbij bevestig ik [C] , een bedrag van 6500,- te hebben ontvangen van dhr. [B] voor het aanleggen van vloertegels in de zaak Toko Anadolu, [a-straat] te [A] ."[C] is volgens [appellant] een relatie van hem.
Toko Anadolu c.s. betogen dat de tegels voor een bedrag van € 2.716,56 door hen zelf zijn gekocht en door [geïntimeerde1] zelf zijn gelegd. Ten bewijze van de aankoop hebben zij een offerte van de Friese Tegelhandel d.d. 12 september 2013 overgelegd (productie 1 bij de conclusie van antwoord). Op deze offerte staat handgeschreven:
"Voldaan". Toko Anadolu c.s. betwisten de echtheid van de door [appellant] overgelegde kwitantie. Voorts betogen zij dat een bedrag van € 6.500,- voor het betegelen van een vloer van ongeveer 100 m2 ver boven de marktconforme prijs van circa € 3.500,- ligt.
Volgens [appellant] betreft de door Toko Anadolu c.s. overgelegde offerte tegels van een andere kleur dan de tegels die in zijn opdracht door zijn relatie, [C] , in de winkel zijn gelegd. Het bedrag van € 6.500,- betreft volgens [appellant] niet alleen het leggen en inwassen van de tegels, maar ook de tegels zelf.
4.8
Nu Toko Anadolu c.s. deze post gemotiveerd betwisten, dient [appellant] de door hem gestelde betaling krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv te bewijzen.
Rekjes
4.9
Ten aanzien van de rekjes betogen Toko Anadolu c.s. dat zij deze zelf bij Kaan Winkelstelling te Raalte hebben gekocht voor een bedrag van € 1.089,- en ook zelf hebben betaald. Ten bewijze van de aankoop hebben zij een factuur van Kaan Winkelstelling d.d. 9 september 2013 overgelegd (productie 2 bij de conclusie van antwoord). Op deze factuur staat handgeschreven:
"Betaald". Ten bewijze van de betaling hebben Toko Anadolu c.s. een bankafschrift d.d. 19 september 2013 overgelegd (productie 5 bij de conclusie van dupliek).
Volgens [appellant] betreft deze factuur slechts 9 meter stellingen, terwijl de winkel een oppervlakte van minimaal 100 m2 heeft. Hij betoogt dat hij ook stellingen voor de winkel heeft aangeschaft. Voorts betoogt hij dat op de factuur van Kaan Winkelstelling zijn mobiele telefoonnummer staat vermeld. Het argument van Toko Anadolu c.s. dat [geïntimeerde1] samen met [appellant] in de winkel was en op dat moment zijn telefoonnummer niet paraat had, gaat volgens [appellant] niet op. Hij was samen met [geïntimeerde2] in de winkel en niet met [geïntimeerde1] , aldus [appellant] .
4.1
Het hof is van oordeel dat [appellant] de onderhavige post in het licht van het verweer van Toko Anadolu c.s. onvoldoende heeft onderbouwd. Uit het door Toko Anadolu c.s. overgelegde bankafschrift blijkt dat zij de factuur van Kaan Winkelstelling ad € 1.089,- hebben betaald. [appellant] heeft dit niet, althans onvoldoende (onderbouwd) weerlegd. Het enkele feit dat zijn mobiele telefoonnummer op de factuur staat vermeld, maakt dit niet anders. De stelling van [appellant] dat hij ook rekken heeft gekocht en betaald, is door hem op geen enkele wijze, met een factuur of betalingsbewijs, onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbijgaat.
Oven
4.11
Volgens Toko Anadolu c.s. heeft [B] de oven van een particulier gekocht voor een bedrag van € 800,-. Ten bewijze daarvan hebben Toko Anadolu c.s. een schriftelijke verklaring van Thomas Gaastra d.d. 22 januari 2014 overgelegd (productie 3 bij de conclusie van antwoord).
4.12
Het hof is van oordeel dat [appellant] in het licht van het verweer van Toko Anadolu c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat de koopprijs van de oven € 900,- bedroeg. Het hof zal dan ook uitgaan van de door Toko Anadolu c.s. gestelde koopprijs van € 800,-. Nu Toko Anadolu c.s. deze post gemotiveerd betwisten, dient [appellant] de door hem gestelde betaling krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv te bewijzen.
Koeling
4.13
[appellant] stelt dat hij € 500,- van de koopprijs contant heeft voldaan. In hoger beroep heeft hij met betrekking tot deze aanbetaling schriftelijke verklaringen (in het Nederlands) van [D] en [E] overgelegd.
Toko Anadolu c.s. betogen dat zij de koeling voor een bedrag van € 1.000,- hebben gekocht bij Shell Wiedema Dijkstra te Twijzel. Ten bewijze daarvan hebben zij de factuur d.d. 11 december 2013 overgelegd (productie 4 bij de conclusie van antwoord). Op deze factuur staat handgeschreven:
"Voldaan". Voorts hebben Toko Anadolu c.s. een schriftelijke verklaring overgelegd van [D] , die zijn eerdere, door [appellant] overgelegde schriftelijke verklaring ontkracht.
4.14
Nu Toko Anadolu c.s. deze post gemotiveerd betwisten, dient [appellant] de door hem gestelde betaling krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv te bewijzen.
Verdere uitgaven
4.15
Ten bewijze van de post 'verdere uitgaven' ad in totaal € 496,- heeft [appellant] een bankafschrift overgelegd (productie 3 bij de inleidende dagvaarding).
Toko Anadolu c.s. betwisten dat deze overige uitgaven ten behoeve van hen zijn gedaan.
4.16
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] de post 'verdere uitgaven' ad € 496,-, mede gelet op de betwisting door Toko Anadolu c.s., ontoereikend onderbouwd. Het door [appellant] overgelegde bankafschrift volstaat daartoe niet. Van [appellant] mocht worden verwacht dat hij voldoende concreet en specifiek had aangegeven welke betalingen betrekking hebben op investeringen in de zaak van Toko Anadolu c.s. Reeds om die reden acht het hof deze post niet toewijsbaar.
4.17
Aldus resteren de volgende, door [appellant] te bewijzen posten:
Tegels € 6.500,-
Oven € 800,-
Koeling € 500,-
Totaal € 7.800,-
4.18
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
alvorens nader te beslissen:
draagt [appellant] op te bewijzen dat hij de volgende uitgaven ten behoeve van Toko Anadolu c.s. heeft gedaan (zie onder 4.17):
Tegels € 6.500,-
Oven € 800,-
Koeling € 500,-
Totaal € 7.800,-;
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. M.W. Zandbergen, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum dinsdag
27 september 2016, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
het hof zal de procesdossiers van partijen onder zich houden; wanneer partijen te zijner tijd opnieuw arrest vragen, zullen zij in de gelegenheid worden gesteld om aanvullend te fourneren.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. R.E. Weening en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 13 september 2016.