Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
[de pleegouders1],
[de pleegouders2],
3 [de pleegouders3] ,
1.1. Het geding in eerste aanleg
3.De vaststaande feiten
De ondertoezichtstelling van [de minderjarige3] en [de minderjarige4] is geldig tot 24 september 2016 en die van [de minderjarige5] tot 13 augustus 2016. Eind 2014 is de uitvoering van de ondertoezichtstellingen overgedragen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering naar de GI.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
ook zij van het gedrag van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de thuissituatie, het hof is van oordeel dat de ervaringen destijds van de hulpverlening met het gezin als zodanig en met de opvoedings-capaciteiten van de moeder in het bijzonder niet los gezien kunnen worden van de meer recente zorgen over het opvoedingsklimaat van [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] bij de ouders thuis. In het steeds groter wordende gezin van de ouders is in de loop der jaren steeds meer en intensievere hulpverlening nodig gebleken. Het hof verwijst naar de door de rechtbank gegeven opsomming van de concreet ingezette vormen van hulpverlening. Als laatste is [D] ingezet; een programma van intensieve gezinsondersteuning - onder dwang en
drang - gericht op multi-probleemgezinnen. Alle hulpverleners, hoe gespecialiseerd ook
in de moeilijke doelgroep waartoe de ouders behoren, komen echter steeds weer tot dezelfde conclusie. Die luidt dat de moeder onvoldoende leerbaar is als het om (het vasthouden van) de voor de kinderen, zowel ieder voor zich als in gezamenlijkheid, vereiste opvoedings-vaardigheden gaat. Het gaat al mis bij de basale zorg. Gebleken is dat daardoor bij herhaling verwaarlozing en onveiligheid van de kinderen in de thuissituatie is ontstaan.
Desondanks legt de moeder ter zitting van het hof nog steeds alle verantwoordelijkheid voor de geconstateerde zorgen over de kinderen buiten zichzelf. Dat getuigt, overigens mogelijk als gevolg van haar ontwikkelingsniveau, niet van enig (voortschrijdend) inzicht in haar eigen beperkingen en evenmin in wat de(ze) kinderen nodig hebben. Met de GI is het hof daarom van oordeel dat de moeder pedagogisch onmachtig is.