Dit zou anders zijn indien [appellante] gezien de indicatie en zorgbehoefte echt zou zijn aangewezen op een behandeling door chef-arts [de chef-arts] als tropenarts. Dit laatste verdedigt [appellante] op grond van een brief van [de chef-arts] van 29 juli 2014 (productie 6 bij memorie van grieven), die onder meer inhoudt:
“Stellungnahme zur Indikation der tropenmedizinischen Vorstellung bei ( [appellante] , hof) (…)
Stellungnahme:
Es ist von eindrücklicher und letztendlich auch bewiesener Relevanz, dass sich die Patientin bei einem der Tropenmedizin kündigen Artzt vorgestellt hat.
Wie bereits erkannt und bewiesen, hatte die Patientin eine Shigella dysenteriae-Infektion, welche coloskopisch, sonographisch als auch letztendlich durch Antikörper-Serologie nachgewiesen werden konnte. Eine Therapie erfolgte initial unter dem Verdachtsbild einer Amöbenkolitis, welch jedoch relativ schnell ausschlossen werden konnte.
Eventuelle Folgekosten als auch eventuelle Comorbiditäten von Tropenerkrankungen –Infektionen konnten auf diese Art schnell eingegrenzt als auch als negativ bescheinigt werden.
(…)Die Patientin hat einen Urlaub in Gambia gemacht, welchtes bekannterweise in Westafrika liegt, so dass weitere, möglicherweise auch hochkontagiöse Erkrankungen, bei entsprechender Expertise schnell ausschlossen werden konnte. (…)”.
Deze verklaring wijst wel op een belang (“Relevanz”) maar niet op een noodzaak van behandeling door een tropenarts, geeft daaraan ook geen concrete inhoud, heeft vooral betrekking op uitsluiting van tropische aandoeningen en is ten slotte afkomstig van de door [appellante] gekozen chef-arts, die geneigd zal zijn daarmee zijn eigen bijzondere optreden met daaraan verbonden kosten te rechtvaardigen, maar niet opgeeft welke bijzondere meerwaarde boven de regulaire ziekenhuisbehandeling is uitgegaan van een behandeling door hem als chef-arts. Aan die brief kan dan ook niet veel waarde worden toegekend. Dan is er ook nog de e-mail van de adviserend geneeskundige van Menzis van 3 september 2015 (productie 15 bij memorie van antwoord), die onder meer inhoudt:
“Bij mw. is er een shigellose (shigella flexneri) geconstateerd dat adequaat met antibiotica is behandeld. Een preparaat is tevens aangeboden aan het Tropenlab te Hamburg om ingewikkelde tropische infecties uit te sluiten, wat ik me kan voorstellen. Van zulk een infectie was echter geen sprake.
Genoemde infectie met shigella kan prima door een internist/infectioloog, in samenwerking met een microbiologisch lab, gediagnosticeerd en behandeld worden en behoeft zeker geen behandeling door een tropenarts.”
Deze verklaring staat duidelijk tegenover de verklaring van de behandelend chef-arts [de chef-arts] . Daar komt bij dat, zoals hiervoor overwogen, [de chef-arts] ook als ständiger ärztlicher Vertreter bij de basisbehandeling was betrokken of mogelijk had kunnen zijn. In het licht hiervan is niet komen vast te staan dat [appellante] was aangewezen op de behandeling door [de chef-arts] in zijn hoedanigheid van chef-arts. Op dit springende punt heeft [appellante] geen toegespitst bewijs aangeboden, zodat van een dergelijke noodzaak niet kan worden uitgegaan.