ECLI:NL:GHARL:2016:7598

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
200.141.815-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeschikking inzake bezwaren tegen akte in hoger beroep

Op 20 september 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een rolbeschikking gedaan in de zaak tussen appellanten, vertegenwoordigd door mr. A.A.E. Ferdinandusse, en geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. W.H.R. van Boetzelaer. De zaak betreft een hoger beroep waarin appellanten bezwaren hebben ingediend tegen een rolbeschikking van 19 juli 2016. In deze rolbeschikking werd een akte van 4 mei 2016, die bestemd was voor de rol van 20 mei 2016, niet als tijdig aangemerkt. De rolraadsheer heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de akte van 2 augustus 2016 van appellanten toelaatbaar is, ondanks de bezwaren van geïntimeerden. Deze bezwaren waren voornamelijk gebaseerd op de stelling dat appellanten zich niet aan de instructies van de rolraadsheer hadden gehouden. Het hof oordeelde dat de akte van appellanten voldeed aan de vereisten en dat de bezwaren van geïntimeerden niet voldoende onderbouwd waren. De rolraadsheer heeft de bezwaren van geïntimeerden verworpen en de zaak verwezen naar de rol voor het forneren van arrest. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffer op de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.141.815/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/120589 / HA ZA 12-187)
rolbeschikking van 20 september 2016 in de zaak van:

1.[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna:
[appellante], en
2.
de Vereniging van eigenaars van het gebouw [adres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna:
de VvE,
appellanten in het principaal appel en verweerders in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in voorwaardelijke reconventie,
hierna:
[appellanten],
advocaat: mr. A.A.E. Ferdinandusse, kantoorhoudend te Naarden,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ),
hierna:
[geïntimeerde 1], en
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna:
[geïntimeerde 2],
geïntimeerden in het principaal appel en eisers in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in voorwaardelijke reconventie,
hierna gezamenlijk:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. W.H.R. van Boetzelaer, kantoorhoudend te Heerenveen.
De rolbeschikking van 19 juli 2016 wordt hier overgenomen

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
Bij brief van 22 juli 2016 heeft mr. Ferdinandusse - onder meer en voor zover thans relevant - verzocht om de rolbeschikking van 19 juli 2016 te wijzigen, in die zin, dat de akte van 4 mei 2016 (die bestemd was voor de rol van 20 mei 2016, houdende een vermeerdering van eis, met drie producties genummerd 15 t/m 17) alsnog wordt aangemerkt als tijdig te zijn genomen.
1.2
De rolraadsheer heeft hierop gereageerd bij brief aan mr. Ferdinandusse van 27 juli 2016, welke in afschrift is verzonden aan mr. Van Boetzelaer. In die brief is voor zover thans relevant aangegeven:
( a) dat de akte vermeerdering eis van 4 mei 2016 die bestemd was voor de rol van 20 mei 2016, nimmer is genomen en ook niet alsnog wordt genomen, en
( b) dat de akte uitlaten en producties van 19 juli 2016 alsnog wordt geweigerd en dat [appellanten] nog éénmaal de gelegenheid krijgen om ter rolle van 2 augustus 2016, ambtshalve peremptoir, stukken over te leggen die blijkens de rolkaart nog niet tot de gedingstukken behoren.
1.3
Op de rol van 2 augustus 2016 hebben [appellanten] een akte (met producties genummerd SA15 tot en met SA20) genomen, genaamd "akte ter vervanging van de akte van 4 mei 2016 en van de akte van 19 juli 2016".
1.4
Ter rolle van 30 augustus 2016 hebben [appellanten] gevraagd om wijzigingen aan te brengen in het proces-verbaal van de descente en comparitie van 20 mei 2016. Met honorering van het bezwaar zijdens [geïntimeerden] zijn de voorgestelde aanpassingen in het proces-verbaal door de raadsheer-commissaris geweigerd, waarvan op de rol aantekening is gemaakt.
1.5
[geïntimeerden] hebben op de rol van 30 augustus 2016 een akte genomen, inhoudende een protest tegen de akte van [appellanten] van 2 augustus 2016, tevens antwoordakte uitlaten nieuwe producties.

2.De beoordeling

2.1
De rolraadsheer dient thans te beoordelen of de in 1.3 bedoelde akte van [appellanten] toelaatbaar is.
2.2
De bezwaren van [geïntimeerden] komen er samengevat op neer dat [appellanten] zich niet hebben gehouden aan de instructie van de rolraadsheer om uitsluitend nog stukken over te leggen die blijkens de rolkaart nog niet tot de gedingstukken behoren. Bovendien gaan [appellanten] in de randnummers 1 tot en met 14 van hun akte in op een door hen gewenste eisvermeerdering in het principaal appel, terwijl de rolraadsheer in zijn brief van 27 juli 2016 reeds heeft aangegeven dat deze eiswijziging wegens strijd met de goede procesorde niet toelaatbaar is, aldus [geïntimeerden]
2.3
Dat sprake zou zijn van een eiswijziging zijdens [appellanten] berust echter op een onjuiste lezing van de akte. [appellanten] geven in randnummer 14 aan dat zij, indien het hof bij eerstvolgende gelegenheid geen eindarrest wijst, zij op een roldatum kort daarna hun eis zullen vermeerderen. Aangezien een eisvermeerdering thans derhalve niet aan de orde is, is dit geen reden om de akte van [appellanten] van 2 augustus 2016 te weigeren.
2.4
Voor het overige voldoet de akte, waarin de producties SA 15 tot en met SA 20 van een toelichting zijn voorzien, grosso modo aan het vereiste dat zij geen verkapte conclusie mag zijn. Weliswaar had de toelichting wat puntiger geformuleerd kunnen worden, maar [geïntimeerden] zijn hierdoor niet in hun belangen geschaad, aangezien zij blijkens hun antwoordakte adequaat hebben kunnen reageren op de door [appellanten] overgelegde producties en de daarop gegeven toelichting.
2.5
[geïntimeerden] hebben weliswaar gesteld dat [appellanten] zich niet hebben gehouden aan de instructie van de rolraadsheer om uitsluitend nog stukken over te leggen die blijkens de rolkaart nog niet tot de gedingstukken behoren, maar zij hebben dat verder niet onderbouwd. De rolraadsheer ziet ambtshalve geen grond voor het oordeel dat de door [appellanten] overgelegde stukken niet voldoen aan de gegeven instructie. Voor zover het bezwaar van [geïntimeerden] erop neerkomt dat [appellanten] bij akte hadden moeten volstaan met het overleggen van (nieuwe) producties, miskennen zij het recht van [appellanten] om aan het hof uit te leggen waarom die producties voor het te wijzen arrest van belang zouden zijn. De akte voldoet hieraan, zoals hiervoor in 2.4 reeds is geoordeeld.
2.6
Voor zover [appellanten] in hun akte van 2 augustus 2016 nieuwe feiten hebben aangevoerd, zoals [geïntimeerden] stellen, is dat ter beoordeling aan het hof in de hoofdzaak. Een dergelijk bezwaar valt buiten de beoordeling van de toelaatbaarheid van de akte als zodanig, en daartoe beperkt zich deze rolbeschikking. Hetzelfde geldt voor de overige bezwaren van inhoudelijke aard die door [geïntimeerden] zijn opgeworpen.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt de bezwaren van [geïntimeerden] tegen de akte van [appellanten] van 2 augustus 2016;
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
dinsdag 27 september 2016voor fourneren arrest.
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 20 september 2016 in bijzijn van de griffer.