ECLI:NL:GHARL:2016:787

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
WAHV 200.152.928
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Vlieger-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bedrijfsmatigheid van een huurovereenkomst in het kader van een administratieve sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2014. De betrokkene, een zeeofficier, had een administratieve sanctie van € 120,- opgelegd gekregen voor het gebruik van een busbaan met zijn voertuig. Hij voerde aan dat hij het voertuig had verhuurd aan een derde en dat hij daarom niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de gedraging. De betrokkene heeft een huurovereenkomst overgelegd, maar het hof oordeelde dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze huurovereenkomst bedrijfsmatig was aangegaan. Het hof overwoog dat de wet geen duidelijke richtlijnen biedt voor de beoordeling van de bedrijfsmatigheid van een huurovereenkomst en dat de beoordeling moet plaatsvinden op basis van het feitelijk gebruik van het voertuig en de overgelegde bewijsstukken. Het hof concludeerde dat de betrokkene niet heeft aangetoond dat hij de auto in het kader van een beroep of bedrijf verhuurde. De enkele omstandigheid dat hij de auto verhuurde om inkomsten te genereren, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een bedrijfsmatige huurovereenkomst. Daarom bleef de betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk voor de opgelegde sanctie. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter.

Uitspraak

WAHV 200.152.928
4 februari 2016
CJIB 164707049
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 1 juli 2014
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 120,- opgelegd ter zake van “als weggebruiker gebruik maken busbaan/-strook aangeduid met "bus" anders dan als bestuurder lijnbus of autobus”, welke gedraging zou zijn verricht op 2 september 2012 om 23.10 uur op de Aankomstpassage te Schiphol met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene, de kentekenhouder van voormeld voertuig, ontkent niet dat de gedraging is verricht met dat voertuig. Hij voert echter aan dat hij dat voertuig ten tijde van de gedraging had verhuurd aan een derde, zodat niet hij maar de huurder van het voertuig ter zake van deze gedraging dient te worden aangesproken. De betrokkene is zeeofficier van beroep en daardoor vaak maanden van huis. In die maanden verhuurt hij zijn auto om op die manier duurzame inkomsten te verkrijgen. De betrokkene heeft onder meer een afschrift van de huurovereenkomst overgelegd.
3. Artikel 8, aanhef en onder b, van de WAHV luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven: een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, (…)."
4. De vraag die ter beoordeling voor ligt is of deze huurovereenkomst is aan te merken als een bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst in de zin van artikel 8 van de WAHV.
5. De wet noch de wetsgeschiedenis bieden een aanknopingspunt voor de beoordeling van de vraag of aannemelijk is gemaakt dat de, in artikel 8, aanhef en onder b, van de WAHV bedoelde, huurovereenkomst door de betrokkene bedrijfsmatig is aangegaan. Het hof overweegt dat deze beoordeling dient te geschieden op grond van het feitelijk gebruik van het voertuig en hetgeen door de betrokkene ten bewijze daarvan is overgelegd (vgl. het arrest van het hof van 21 februari 2014, WAHV 200.124.601, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2014:1260).
6. Het hof is van oordeel dat de betrokkene er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij de onderhavige huurovereenkomst bedrijfsmatig is aangegaan. Gelet op hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd, kan niet worden vastgesteld dat hij de auto - in de maanden dat hij de auto tot zijn beschikking heeft - gebruikt in uitoefening van een beroep of een bedrijf. Dat de betrokkene de auto, in de maanden dat hij van huis is, niet privé kan gebruiken en door het verhuren van zijn auto inkomsten wil verwerven, acht het hof onvoldoende om een bedrijfsmatig karakter van de verhuur aannemelijk te maken. Voorts maakt de omstandigheid dat de huurovereenkomst is gesloten met het [naam] , niet dat de betrokkene eveneens bedrijfsmatig heeft gehandeld. De betrokkene heeft overigens geen voor het hof relevante feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat hij een bedrijf of beroep heeft waarbij het past dat hij zijn voertuig aldus verhuurt.
7. Het voorgaande brengt mee dat de door de betrokkene overgelegde overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, WAHV. De betrokkene blijft daarom als kentekenhouder aansprakelijk voor de aan hem opgelegde sanctie.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Vlieger-Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.