ECLI:NL:GHARL:2016:787
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Beswerda
- mr. Vlieger-Dijkstra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bedrijfsmatigheid van een huurovereenkomst in het kader van een administratieve sanctie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2014. De betrokkene, een zeeofficier, had een administratieve sanctie van € 120,- opgelegd gekregen voor het gebruik van een busbaan met zijn voertuig. Hij voerde aan dat hij het voertuig had verhuurd aan een derde en dat hij daarom niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de gedraging. De betrokkene heeft een huurovereenkomst overgelegd, maar het hof oordeelde dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze huurovereenkomst bedrijfsmatig was aangegaan. Het hof overwoog dat de wet geen duidelijke richtlijnen biedt voor de beoordeling van de bedrijfsmatigheid van een huurovereenkomst en dat de beoordeling moet plaatsvinden op basis van het feitelijk gebruik van het voertuig en de overgelegde bewijsstukken. Het hof concludeerde dat de betrokkene niet heeft aangetoond dat hij de auto in het kader van een beroep of bedrijf verhuurde. De enkele omstandigheid dat hij de auto verhuurde om inkomsten te genereren, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een bedrijfsmatige huurovereenkomst. Daarom bleef de betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk voor de opgelegde sanctie. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter.