Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer 200.191.146/01van
verzoekster in hoger beroep,
zaaknummer 200.193.721/01van
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had grieven ingediend tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Overijssel. De moeder had sinds medio 2012 alleen het gezag over de kinderen, na een echtscheiding van de vader. De kinderen waren eerder onder toezicht gesteld, maar de rechtbank had in 2014 een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. In 2015 werd echter opnieuw een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen waren over de thuissituatie, waarbij de moeder fysiek geweld gebruikte en onvoldoende inzicht had in haar rol in de problemen van de kinderen. De moeder had ook geen vertrouwen in de hulpverlening, wat de situatie verergerde. Het hof heeft de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd, omdat de veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd kon worden in de thuissituatie. De machtiging tot uithuisplaatsing van beide minderjarigen is daarom gehandhaafd, met de mogelijkheid om in de toekomst opnieuw te beoordelen of de situatie is verbeterd.