ECLI:NL:GHARL:2016:805

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2016
Publicatiedatum
5 februari 2016
Zaaknummer
500078-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • A. Sekeris
  • M. de Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 22g Sr betreffende werkstraf en medische geschiktheid

Op 5 februari 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een tussenarrest gewezen in een hoger beroep betreffende een bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, had bezwaar aangetekend tegen de kennisgeving van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. Dit bezwaar was ingediend op 19 oktober 2015 en was gericht tegen de beslissing van de reclassering, die had geconcludeerd dat de veroordeelde niet in staat was de werkstraf uit te voeren vanwege zijn medische situatie. De advocaat van de veroordeelde voerde aan dat er geen deugdelijk medisch onderzoek had plaatsgevonden om de mogelijkheden van de veroordeelde te beoordelen. Tijdens de zitting op 22 januari 2016 werd de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn advocaat gehoord. Het hof constateerde dat er geen onderzoek door een bedrijfsarts had plaatsgevonden naar de fysieke en psychische geschiktheid van de veroordeelde om de werkstraf te verrichten. Hierdoor kon de reclassering niet in redelijkheid concluderen dat het mislukken van de werkstraf aan de veroordeelde was toe te rekenen. Het hof verklaarde het bezwaarschrift gegrond en hield de beslissing over het aantal uren werkstraf en de termijn voor het verrichten daarvan aan voor onbepaalde tijd. Het hof droeg de advocaat-generaal op om een medisch onderzoek te laten verrichten en de resultaten aan het hof te overleggen. De veroordeelde zal worden opgeroepen voor de nadere zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
LOCATIE LEEUWARDEN
Tussenarrest van 5 februari 2016 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.

De inhoud van het bezwaar

Het gerechtshof Leeuwarden heeft de veroordeelde bij zijn arrest van 20 december 2011, parketnummer 24-000423-10, veroordeeld tot onder meer een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Voormeld bezwaarschrift, ingekomen op 19 oktober 2015, keert zich tegen de kennisgeving d.d. 9 oktober 2015 van de advocaat-generaal aan de veroordeelde tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.

De behandeling ter zitting

Het hof heeft ter openbare terechtzitting van 22 januari 2016 gehoord de advocaat-generaal, de veroordeelde en de advocaat van de veroordeelde.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken.

De beoordeling van het bezwaar

In de rapportage van de reclassering d.d. 17 september 2015 staat dat de veroordeelde vanwege zijn medische situatie niet in staat is de werkstraf uit te voeren binnen de gestelde uitvoeringstermijn. Daarbij wordt opgemerkt dat de behandelend arts van mening is dat de veroordeelde kan proberen lichte werkzaamheden uit te voeren maar dat de veroordeelde zelf in overleg met zijn begeleider bij Zienn heeft besloten de werkstraf niet te starten, omdat hij dit vanwege zijn medische en psychische situatie niet haalbaar acht.
Namens de veroordeelde is hiertegen aangevoerd dat de veroordeelde, zoals hij ook steeds heeft aangeven, wel kan en ook wil werken maar dat dit vanwege zijn medische problemen alleen lichte werkzaamheden kunnen zijn en dat de reclassering ten onrechte heeft nagelaten om door haar bedrijfsarts nader te laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn.
De advocaat-generaal heeft verzocht het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, nu de veroordeelde, gelet op hetgeen hij zelf naar voren heeft gebracht, (wel) in staat kan worden geacht een werkstraf uit te voeren maar dat tot op heden niet heeft gedaan.
Het hof stelt vast dat -niettegenstaande hetgeen door en namens de veroordeelde tegenover de reclassering naar voren is gebracht- niet door een bedrijfsarts is onderzocht of en in hoeverre de veroordeelde fysiek en psychisch in staat is om de werkstraf te verrichten, een en ander mede in relatie tot zijn gezinssituatie. Omdat dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden, kon de reclassering niet in redelijkheid tot de conclusie komen dat het mislukken van de werkstraf aan de veroordeelde is toe te rekenen. Daarom moet het bezwaarschrift gegrond worden verklaard.
Ingevolge artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht dient de rechter bij gegrondverklaring van het bezwaarschrift aan te geven het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht en de termijn binnen welke deze moet worden voltooid. Bij gebreke van een deugdelijk medisch onderzoek naar de mogelijkheden van de veroordeelde om de taakstraf te kunnen verrichten, kan het hof die beslissing thans niet geven. Daarom zal het hof de behandeling van het bezwaarschrift in zoverre voor onbepaalde tijd aanhouden, met opdracht aan de advocaat-generaal om een medisch onderzoek zoals hiervoor bedoeld te laten verrichten en de resultaten hiervan aan het hof te doen toekomen.

De beslissing

Het hof:
verklaart het bezwaarschrift gegrond;
bepaalt dat de beslissing over het aantal uren werkstraf dat nog moet worden verricht en de termijn waarbinnen de werkstraf moet zijn voltooid, wordt aangehouden voor onbepaalde tijd;
stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal teneinde een medisch onderzoek zoals hiervoor bedoeld te doen plaatsvinden;
beveelt dat de veroordeelde zal worden opgeroepen tegen de datum en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;
verstaat dat omtrent datum en tijdschrift van de nadere terechtzitting schriftelijk mededeling aan de advocaat van de veroordeelde zal worden gedaan.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg als voorzitter, mrs. Sekeris en De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier.