ECLI:NL:GHARL:2016:8533

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
200.188.572/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoofdverblijfplaats en bel- of skyperegeling voor minderjarige na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige en de bel- of skyperegeling tussen de minderjarige en haar moeder. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 23 februari 2016, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zou zijn. De moeder verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen en om de bel- en skypemomenten vrijelijk te laten plaatsvinden.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarige, die in 2007 is geboren. De ouders zijn in 2014 gescheiden en de minderjarige verblijft al geruime tijd bij de vader, die haar een stabiele opvoedingssituatie biedt. Het hof heeft overwogen dat het in het belang van de minderjarige is om haar hoofdverblijfplaats bij de vader te laten, gezien de stabiliteit en de betrokkenheid van de vader in haar leven. De moeder heeft weliswaar grieven ingediend, maar het hof oordeelde dat de argumenten niet voldoende waren om de beslissing van de rechtbank te wijzigen.

Wat betreft de bel- of skyperegeling heeft het hof de bestaande regeling aangepast, zodat de moeder op zondag, dinsdag en vrijdag contact kan hebben met de minderjarige. Het hof benadrukte het belang van regelmatig contact tussen de minderjarige en de moeder, maar vond het ook noodzakelijk dat er enige structuur in de contactmomenten zit. De vader is verplicht om de moeder op de hoogte te houden van belangrijke zaken die de minderjarige aangaan. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.188.572/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/147348 / FA RK 14-712)
beschikking van 20 oktober 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Schuerman te Rotterdam,
en
[verweerder],
wonende op [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.C. Braak te Groningen.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 23 februari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 31 maart 2016;
- een tweetal journaalberichten van mr. Schuerman van 5 april 2016 met productie(s);
- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Noord Nederland, locatie Groningen, (verder te noemen: de raad) van 7 april 2016 met productie(s);
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Schuerman van 19 mei 2016 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Schuerman van 23 augustus 2016 met productie(s).
2.2
Het journaalbericht van mr. Schuerman van 8 september 2016 met productie(s) is
bij het hof ingekomen buiten de tiendagentermijn als bedoeld in artikel 1.4.4 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven. Het hof heeft het journaalbericht met productie(s) buiten beschouwing gelaten nu de stukken zonder noodzaak te laat en op een termijn van slechts enkele dagen voor de zitting zijn overgelegd.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 12 september 2016 plaatsgevonden.
Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw [C] , tolk in de Amhaarse taal, die de eed heeft afgelegd, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Mr. Braak heeft een pleitnotitie overgelegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2014 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen en zijn de ouders van:
- [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2007 te [D] (de Malediven), over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. De vader, de moeder en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.3
Bij beschikking van 5 maart 2014 heeft de rechtbank bepaald dat [de minderjarige] voor de duur van het geding aan de vader wordt toevertrouwd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en de door de rechtbank vastgestelde bel- of Skyperegeling. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover in hoger beroep van belang, het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader bepaald en de volgende bel- of Skyperegeling vastgesteld: de moeder heeft op zondag, dinsdag en vrijdag om 12.15 uur (Nederlandse tijd, zijnde 19.15 uur Thaise tijd) bel- of Skypecontact met [de minderjarige] en [de minderjarige] mag altijd contact opnemen met de moeder.
4.2
De moeder is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
23 februari 2016. De grieven één tot en met vijf zijn gericht tegen de bepaling van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader en grief zes is gericht tegen de vastgestelde bel- of Skyperegeling. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en
de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar te bepalen en voorts te bepalen dat de bel- en skypemomenten vrijelijk kunnen worden aangegaan, op een willekeurig tijdstip en dat de moeder daarbij vrijelijk met [de minderjarige] kan bellen of skypen waarbij [de minderjarige] tijdens het bellen of skypen op haar eigen kamer onbelast contact met de moeder kan hebben.
4.3
Nadat de bestreden beschikking is gegeven zijn de omstandigheden gewijzigd, nu
de vader, zijn partner en [de minderjarige] op 17 april 2016 naar [B] zijn verhuisd. Partijen zijn het erover eens dat deze gewijzigde omstandigheden mede aan de beslissing ten grondslag moeten worden gelegd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, eerste en tweede lid, wordt verschaft.
Ten aanzien van het hoofdverblijf
5.2
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.3
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat zowel de vader als de moeder in staat kan worden geacht om [de minderjarige] te verzorgen en op te voeden. De ouders zijn beiden zeer betrokken bij [de minderjarige] en vervullen beiden een belangrijke rol in haar leven. Het hof acht het echter niet aannemelijk dat de verzorging- en opvoedingssituatie bij de moeder beter is of zal zijn dan de huidige verzorgings- en opvoedingssituatie bij de vader. Het daartoe door de moeder aangevoerde is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. [de minderjarige] verblijft al geruime tijd, de afgelopen drie jaren, bij haar vader die in staat is gebleken haar een stabiel en gestructureerd opvoedingsklimaat te bieden. Niet is gebleken dat de vader, zoals door de moeder aangevoerd, de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] overlaat aan zijn nieuwe partner. Hoewel de vader een drukke baan heeft, brengen [de minderjarige] en hij dagelijks tijd met elkaar door, is de vader betrokken bij de school van [de minderjarige] en haar buitenschoolse activiteiten en doen zij leuke dingen samen. Het gaat goed met [de minderjarige] ; ze ontwikkelt zich leeftijdsadequaat en maakt een blije en gelukkige indruk, zo blijkt uit de stukken en uit de mededelingen van de ouders. Het hof acht het onder deze omstandigheden niet in het belang van [de minderjarige] om haar weg te halen uit haar vertrouwde gezinssituatie. Wanneer het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de moeder zou worden bepaald, dan zou dit naast een verhuizing naar Nederland tevens betekenen dat zij in een geheel andere verzorgings- en opvoedingssituatie terechtkomt. Dit zou een ingrijpende verandering in het leven van [de minderjarige] veroorzaken. Alhoewel de meest recente verhuizing (op 17 april 2016) van de vader, zijn nieuwe partner en [de minderjarige] naar [B] op zich ook als een ingrijpende levensgebeurtenis kan worden beschouwd, acht het hof het aannemelijk dat de verhuizing naar een ander land voor [de minderjarige] minder ingrijpend is geweest dan een dergelijke gebeurtenis dat gemiddeld gesproken voor een kind zou zijn. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [de minderjarige] van jongs af aan, ook in de tijd dat haar ouders nog bij elkaar waren, gewend is om in verband met haar vaders werk eens in de zoveel tijd te verhuizen naar een ander land. [de minderjarige] heeft weliswaar (opnieuw) te maken met een nieuwe woonomgeving, maar haar opvoedings- en verzorgingssituatie bij de vader is ongewijzigd gebleven. Haar thuis is de laatste drie jaren van haar leven bij haar vader (en zijn nieuwe partner) en is voor [de minderjarige] minder (dan wellicht gebruikelijk) verbonden aan een bepaalde (vaste) woonomgeving. Uit het raadsrapport van 25 maart 2015 komt naar voren dat de raad niet de indruk heeft dat het belastend is voor [de minderjarige] om in onzekerheid te leven over waar zij in de toekomst zal verblijven. Gebleken is dat [de minderjarige] een veerkrachtig meisje is dat zich gemakkelijk voegt naar nieuwe situaties en gemakkelijk contact met anderen maakt.
De vader heeft ter zitting van het hof naar voren gebracht dat [de minderjarige] ook op haar nieuwe school alweer nieuwe vriendinnetjes heeft gemaakt. De vader geeft verder aan dat de overgang naar de nieuwe school goed is verlopen. Uit de door de vader overgelegde stukken blijkt voldoende dat er geen sprake is geweest van langdurig schoolverzuim van [de minderjarige] als gevolg van de verhuizing naar [B] . De vader en zijn nieuwe partner hechten beiden aan een goede ontwikkeling en vorming van [de minderjarige] . Zij begeleiden en ondersteunen [de minderjarige] bij het maken van haar huiswerk en stimuleren en motiveren haar op het gebied van educatie. Voor zover er (nog steeds) sprake is van een taalachterstand in de Nederlandse en Engelse taal bij [de minderjarige] , zoals door de moeder aangevoerd, dan kan de vader haar de benodigde hulp bieden. In ieder geval is niet gebleken dat haar schoolprestaties te lijden hebben (gehad) onder een (eerdere) taalachterstand. Het laatste rapport van [de minderjarige] was erg goed. De door de moeder genoemde gedragsverandering van [de minderjarige] begin dit jaar lijkt te zijn gerelateerd aan de zorgregeling, althans aan de overgang van de moeder terug naar de vader. Gebleken is dat deze gedragsverandering van korte duur was en dat de overgang van de moeder naar de vader na de zomervakantie van dit jaar goed is verlopen. Gebleken is verder dat de vader adequaat uitvoering geeft aan de zorgregeling.
5.4
Alles afwegende, is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat het het meest in het belang van [de minderjarige] is om haar hoofdverblijfplaats bij de vader te hebben.
Ten aanzien van de bel- of Skyperegeling
5.5
Het hof acht het, nu [de minderjarige] en de moeder zich op grote afstand van elkaar bevinden, van groot belang dat [de minderjarige] met regelmaat contact kan hebben met haar moeder.
Het hof verwacht van de vader dat hij zich zal (blijven) inzetten om dit te faciliteren en dat hij [de minderjarige] zal (blijven) stimuleren in het contact met de moeder. Dat [de minderjarige] en de moeder ook buiten de vastgestelde tijdstippen contact met elkaar kunnen opnemen, zoals door de vader naar voren gebracht, draagt bij aan een zo goed mogelijk contact. Het hof acht
het hierbij, gelet op het belang van [de minderjarige] dat zij er rekening mee kan houden wanneer de contactmomenten met de moeder zullen plaatsvinden en de verstandhouding tussen partijen in aanmerking genomen, wel van belang dat er enige structuur zit in (de frequentie en het tijdstip van) de contactmomenten. Het hof zal het verzoek van de moeder om te bepalen dat de bel- en Skypemomenten vrijelijk kunnen worden aangegaan op een willekeurig tijdstip dan ook afwijzen. Het zou het meest aanbevolen zijn dat partijen in onderling overleg tot afspraken over de invulling en uitvoering van een bel- en Skyperegeling zouden kunnen komen.
Nu hiervan vooralsnog geen sprake is, zal het hof terugvallen op de door de rechtbank vastgestelde bel- of skyperegeling, met dien verstande dat het hof de tijdstippen in die regeling zal aanpassen, aangezien [B] in een andere tijdzone dan Thailand liggen (in Nederlandse wintertijd is het op [B] vijf uur vroeger en in Nederlandse zomertijd is het daar zes uur vroeger).
Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat het contact dat zij met haar moeder heeft zo veel mogelijk onbelast en zonder verstoring kan plaatsvinden en dat haar daarbij privacy wordt gegund. De vader heeft ter zitting van het hof toegezegd dat hij de internetverbinding in zijn woning zal uitbreiden naar de bovenetage, zodat [de minderjarige] ook op haar kamer kan skypen met de moeder.
5.6
Het hof merkt nog op dat het onder de gegeven omstandigheden buitengewoon belangrijk is dat de vader de moeder op de hoogte stelt van belangrijke aangelegenheden betreffende [de minderjarige] . Op grond van de wet hebben partijen over en weer een wettelijke informatieplicht jegens elkaar. Niet gebleken is dat de vader daaraan niet voldoet, zoals door de moeder aangevoerd. Wel is gebleken dat de minimale (directe) communicatie tussen partijen het informeren over zaken die [de minderjarige] betreffen bemoeilijkt. Het hof acht het ook
in dit kader van belang dat de ouders werken aan het verbeteren van hun onderlinge communicatie.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover deze ziet op de beslissing omtrent de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , bekrachtigen. Om redenen van doelmatigheid zal het hof de door de rechtbank vastgestelde bel- of Skyperegeling vernietigen en opnieuw vaststellen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
23 februari 2016, voor zover het de bepaling van het hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader betreft;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
23 februari 2016, voor zover het de vastgestelde bel- of Skyperegeling betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de volgende bel- of Skyperegeling vast:
- de moeder heeft op zondag, dinsdag en vrijdag tussen 22.00 uur en 23.00 uur (Nederlandse tijd) bel- of Skypecontact met [de minderjarige] ;
- [de minderjarige] mag altijd contact opnemen met de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, J.D.S.L. Bosch en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 20 oktober 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.