Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
: [geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De nadere beoordeling
[appellant] heeft aangevoerd dat wanneer het ontslag van instantie ten aanzien van de door hem ingestelde vorderingen zou worden toegewezen, terzake die vorderingen geen heroverweging meer zal kunnen plaatsvinden. Voor [appellant] is dat onaanvaardbaar omdat hij voor zijn vorderingen goede gronden heeft aangevoerd en ook sprake is van een substantieel bedrag, dat het bedrag van de vordering van [geïntimeerde] op hem overstijgt.
Verder dient bij de beoordeling van een verzoek tot ontslag van de instantie het belang van de verweerder dat hij bij voortzetting van de procedure de proceskosten niet op de eiser zal kunnen verhalen indien hij in het gelijk zou worden gesteld, te worden afgewogen tegen het belang van de eiser bij het verkrijgen van een beslissing in hoger beroep op het materiële geschil zoals dat door de door hem ingestelde vordering aan de rechter is voorgelegd, en (in hoger beroep) bij het voorkomen dat het vonnis in eerste aanleg, waarbij zijn vordering is afgewezen, in kracht van gewijsde gaat (vgl. HR 7 september 2007, NJ 2007/577; HR 23 september 2005, NJ 2005/488 en HR 11 januari 2002, NJ 2003/311).
3. De beslissing