In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een curator na de vernietiging van een faillissement. De curator had een regeling getroffen met de failliet en de aanvrager van het faillissement, maar na de vernietiging van het faillissement bleek dat er onvoldoende middelen waren om alle crediteuren te voldoen. Een van de crediteuren, [appellante], stelde de curator aansprakelijk voor het niet reserveren van gelden voor haar vordering. Het hof oordeelde dat de curator onrechtmatig had gehandeld door [appellante] niet tijdig te informeren over de reservering van gelden en dat hij persoonlijk aansprakelijk was voor de schade die [appellante] had geleden. Het hof overwoog dat de curator had moeten handelen zoals van een ervaren curator verwacht mag worden en dat hij onvoldoende zorg had gedragen voor de belangen van [appellante]. De schade werd voor 80% aan [appellante] en voor 20% aan de curator toegerekend, omdat [appellante] ook zelf onvoldoende actie had ondernomen na de communicatie van de curator. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de curator tot schadevergoeding, op te maken bij staat, en tot betaling van de proceskosten.