Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 14 januari 2013 om 15.17 uur op de Rijksweg A20 rechts te Capelle aan den IJssel met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en heeft hiertoe overwogen dat hetgeen de betrokkene tegenover de verklaring van de verbalisant heeft gesteld voldoende is, zodat de gedraging onvoldoende is komen vast te staan. De kantonrechter is van mening dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat betrokkene door rood licht reed, zo volgt uit diens beslissing
3. De officier van justitie heeft op 19 maart 2015, ontvangen door de rechtbank op 23 maart 2015 pro forma beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Op 8 juli 2015 is de advocaat-generaal door de griffier van het hof in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na dagtekening van de brief het hoger beroep van gronden te voorzien. Op 4 augustus 2015 heeft de advocaat-generaal verzocht om uitstel voor het indienen van gronden. De griffier van het hof heeft per brief van 6 augustus 2015 uitstel verleend voor een termijn van twee weken. Op 27 augustus 2015 heeft de gemachtigde van de advocaat-generaal aangegeven de brief van 6 augustus 2015 - waarbij uitstel is verleend voor twee weken - niet te hebben ontvangen en heeft het beroep alsnog van gronden voorzien.
4. Op basis van de stukken in het dossier is het hof niet in staat om vast te stellen of de brief van 6 augustus 2015 daadwerkelijk aan de advocaat-generaal is verzonden. Een afschrift van die brief, met daarop vermeld de datum en 'afschrift', volstaan daartoe - in het licht van het ontbreken van een verzendadministratie - niet. Hieruit blijkt immers niet of de brief van 6 augustus 2015, daadwerkelijk is verzonden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de gronden van het hoger beroep tijdig zijn ingediend.
5. De gemachtigde van de advocaat-generaal kan zich niet verenigen met de beslissing van de kantonrechter en stelt dat hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Gelet op de foto's van de gedraging en de verklaring van de verbalisant in aanmerking genomen staat vast dat de gedraging is begaan. Deze enkele vaststelling rechtvaardigt een sanctie, aldus de gemachtigde van de advocaat-generaal. Voorts is niet gebleken van omstandigheden die tot achterwege laten of matiging van de sanctie nopen. De gemachtigde van de advocaat-generaal is - gelet op het voorgaande - van mening dat de beslissing van de kantonrechter dient te worden vernietigd en het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond dient te worden verklaard.
6. De betrokkene heeft gedurende de procedure aangevoerd dat hij aansloot bij traag verkeer waardoor hij even tot stilstand kwam onder het verkeerslicht met de achterwielen nog voor de stopstreep. In de tussentijd is het verkeerslicht waarschijnlijk op rood gesprongen, wat hij niet heeft kunnen zien omdat de cabine al onder het verkeerslicht door was. Toen de betrokkene weer optrok zag hij in zijn spiegel de flitspaal flitsen. De betrokkene is niet bewust door rood gereden maar hij is de dupe van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
In het verweerschrift heeft de betrokkene aangevoerd dat de schriftelijke vastlegging van de zitting bij de kantonrechter zeer gebrekkig is. De betrokkene is wel ter zitting verschenen. Voorts is de zienswijze van de officier van justitie en de reactie daarop van de kantonrechter niet goed in de beslissing opgenomen. Op de vraag van de kantonrechter aan de officier van justitie, of het verhaal van de betrokkene juist kan zijn, heeft de officier van justitie geantwoord dat het niet waarschijnlijk is, maar wel kan kloppen.
7. Allereerst overweegt het hof dat voor de kantonrechter geen verplichting bestond om een letterlijke weergave van de argumenten van de betrokkene en hetgeen ter zitting is gezegd op te nemen in zijn beslissing. Uit de zakelijke weergave leidt het hof af dat de kantonrechter de argumenten van de betrokkene en van de officier van justitie in zijn beoordeling heeft meegenomen en daarvan kennis heeft genomen. Voor zover de kantonrechter ten onrechte in zijn beslissing zou hebben opgenomen dat de betrokkene, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting is verschenen, geeft dat, wat daar verder ook van zij, geen aanleiding voor het oordeel dat de betrokkene door het onjuist weergeven hiervan in enig belang is geschaad, zodat het hof daaraan geen gevolg zal verbinden.
8. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
9. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Door middel van twee foto's van roodlichtapparatuur werd de overtreding fotografisch vastgelegd.
Foto 1: het betreffende voertuig activeert de lus achter de stopstreep c.q. het rode verkeerslicht. Op het moment van de overtreding brandde het licht reeds 2,4 seconden.
Foto 2: circa één seconde later. De geelfase bedroeg 3 seconden.”
10. Tot de stukken van het dossier behoren foto's van de gedraging. De geregistreerde gegevens zijn vermeld in het inspiegelbeeld boven de foto's. De gedraging is vastgelegd door middel van lusdetectie in het wegdek. Het is het hof ambtshalve bekend dat de lusdetector door inductielussen in het wegdek wordt geactiveerd wanneer een voertuig bij rood licht de stopstreep passeert. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig met kenteken 5-VFS-90 de stopstreep bijna in zijn geheel is gepasseerd, de achterwielen van het voertuig staan nog op de stopstreep, terwijl het verkeerslicht op dat moment gedurende 2,4 seconden rood uitstraalde. De tweede foto is één seconde later genomen. Het voertuig is op dat moment de verkeerslichten in zijn geheel gepasseerd. Uit het inspiegelbeeld blijkt verder nog dat van het voertuig van de betrokkene een snelheid van 27 km per uur (v = 27) is gemeten bij het passeren van de verkeerslichten.
11. Gelet op de foto's van de gedraging en de gegevens in het inspiegelbeeld is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn om te bepalen dat een sanctie achterwege moet blijven of het bedrag van de sanctie moet worden gematigd.
11. Er is niet gebleken van zodanige omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, dat het opleggen van een sanctie niet te billijken valt. Dat er sprake was van langzaam rijdend verkeer op de kruising, rechtvaardigt dat oordeel in ieder geval niet. Van een bestuurder mag worden verwacht dat hij zich tijdig oriënteert op de naderende verkeerssituatie, zodat hij in staat is zijn snelheid en zijn positie op de weg indien nodig aan te passen. Indien de betrokkene had geanticipeerd op het verkeerslicht, had hij er voor kunnen - moeten - kiezen om vóór de stopstreep te wachten tot het langzaam rijdende verkeer de kruising had vrij gemaakt én het verkeerslicht (opnieuw) groen licht ging uitstralen. In het bijzonder omdat het verkeerslicht, voordat het op rood sprong, al drie seconden geel licht had uitgestraald. Dit heeft de betrokkene echter nagelaten; hij heeft er kennelijk voor gekozen om achter zijn voorganger aan te rijden en daarbij het risico te accepteren dat het verkeerslicht op rood zou springen. De gevolgen van die keuze dienen voor zijn rekening en risico te blijven. Het hof ziet dan ook geen aanleiding de opgelegde sanctie achterwege te laten dan wel te matigen.
13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, het bij de kantonrechter ingestelde beroep ongegrond verklaren.
14. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.