Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een kind. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Gelderland verzocht om de erkenning van het kind door de vader te weigeren. De vader had op zijn beurt verzocht om vervangende toestemming om het kind te mogen erkennen, wat door de rechtbank was toegewezen. De moeder was het hier niet mee eens en heeft drie grieven ingediend in hoger beroep.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de mondelinge behandeling op 29 september 2016 heeft plaatsgevonden. De moeder heeft psychische klachten en is onder behandeling bij een psycholoog. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder een positieve ontwikkeling doormaakt, maar dat de conflicten tussen de ouders en de provocaties van de vader op sociale media het vertrouwen van de moeder in de vader hebben geschaad. Het hof heeft echter geoordeeld dat de emotionele bezwaren van de moeder tegen de erkenning onvoldoende zijn om de verzochte vervangende toestemming te weigeren.
Het hof heeft de belangen van de vader, de moeder en het kind afgewogen. Het belang van het kind om te weten wie zijn vader is en dat zijn familierechtelijke relatie juridisch wordt erkend, is door het hof als groot belang aangemerkt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de vader vervangende toestemming is verleend om het kind te erkennen. De beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij de emotionele en psychologische ontwikkeling van het kind voorop staat.