Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 19 mei 2016 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] heeft verlengd. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing af te wijzen, alsook om een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder in persoon is verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. E.A.M. Ramakers. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verweer gevoerd en verzocht het beroep van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. Het hof heeft de grieven van de moeder gezamenlijk besproken en geconcludeerd dat het hoger beroep ontvankelijk is.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de wettelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, die de voorwaarden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen regelen. Het hof heeft vastgesteld dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder is verstreken, gezien de lange duur van de uithuisplaatsing en de stabiliteit die [de minderjarige] in het gezinshuis heeft gevonden. Het hof heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een deskundigenonderzoek, omdat de ontwikkeling van [de minderjarige] in het gezinshuis positief is en de hechting goed is. De bestreden beschikking is bekrachtigd, waarmee het verblijf van [de minderjarige] in het gezinshuis is gewaarborgd.