ECLI:NL:GHARL:2016:9286

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
21 november 2016
Zaaknummer
200.181.605/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van ondercuratelestelling wegens gevorderd dementieel beeld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van [verzoeker], geboren in 1929. De zus van [verzoeker] had op 13 mei 2015 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank om [verzoeker] onder curatele te stellen, wat door de kantonrechter op 28 augustus 2015 werd toegewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld, waarbij [verzoeker] in hoger beroep ging tegen deze beslissing. Hij verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en de zus niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, of deze verzoeken af te wijzen. Subsidiair vroeg hij om een deskundige te benoemen voor advies over de te treffen beschermingsmaatregelen.

Tijdens de procedure heeft het hof vastgesteld dat [verzoeker] niet in staat is om zijn eigen belangen te behartigen, wat werd ondersteund door een rapport van een psychiater van GGZ Friesland. Dit rapport beschrijft een gevorderd dementieel beeld, vermoedelijk Alzheimer-dementie, en stelt dat [verzoeker] wilsonbekwaam is ten aanzien van financiële en behandelbeslissingen. Het hof heeft de stellingen van [verzoeker] dat hij niet onder curatele gesteld zou moeten worden, verworpen. De zus en de curator stelden dat de curatele noodzakelijk blijft. Het hof heeft geconcludeerd dat de bescherming van [verzoeker] door middel van curatele gerechtvaardigd is, gezien zijn geestelijke toestand en de risico's van verwaarlozing.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van [verzoeker] om de zus in de proceskosten te veroordelen afgewezen. De beslissing werd genomen door de rechters E.B.E.M. Rikaart-Gerard, J.G. Idsardi, en H.J. de Ruijter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 november 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.181.605/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4133931 VC VERZ 15-89)
beschikking van de familiekamer van 15 november 2016
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen:
[verzoeker],
voorheen advocaat: mr. G.J.P.M. Grijmans te Bolsward,
thans zonder advocaat,
en
[verweerster] ,
wonende te [A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen:
de zus.
advocaat: mr. J. Verdonk, kantoorhoudende te Heerenveen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de curator] B.V.,
kantoorhoudende te [B] ,
hierna te noemen:
de curator,
advocaat: mr. J. Verdonk, kantoorhoudende te Heerenveen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter, locatie Leeuwarden van de rechtbank Noord-Nederland van 28 augustus 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 27 november 2015, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende primair de zus niet-ontvankelijk in haar verzoeken te verklaren, dan wel deze verzoeken af te wijzen, als zijnde niet gegrond, niet juist, met veroordeling van de zus in de kosten van de procedure in beide instanties, subsidiair indien het hof oordeelt dat een beschermingsmaatregel getroffen moet worden een deskundige te benoemen voor het opstellen/uitbrengen van een deskundigenadvies ter zake welke beschermingsmaatregel passend is voor [verzoeker] , met veroordeling van de zus in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 9 februari 2016, hebben de zus en de curator het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- een journaalbericht van 7 januari 2016 van mr. Grijmans met bijlage;
- een journaalbericht van 10 mei 2016 van mr. Verdonk met bijlagen;
- een journaalbericht van 19 mei 2016 van mr. Grijmans;
- een journaalbericht van 26 augustus 2016 van mr. Verdonk met bijlage.
2.4
Op 20 mei 2016 zijn de curator en mr. Verdonk ter zitting van het hof verschenen. Omdat mr. Grijmans zich bij journaalbericht van 19 mei 2016 heeft onttrokken en omdat [verzoeker] - anders dan in het journaalbericht aangegeven - niet ter zitting is verschenen, heeft het hof ter zitting de behandeling van de zaak aangehouden en bepaald dat partijen voor een nieuwe zitting zullen worden opgeroepen.
2.5
Vervolgens is de mondelinge behandeling op 5 september 2016 voortgezet. De zus en de curator, bijgestaan door mr. Verdonk, zijn ter zitting verschenen. [verzoeker] is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
2.6
Zoals ter zitting besproken heeft een raadsheer van het hof, te weten mr. Idsardi, in aanwezigheid van de griffier, [verzoeker] gehoord op 26 september 2016 in [A] . Het proces-verbaal daarvan - waarin overigens abusievelijk mr. Grijmans nog als advocaat is genoemd - is aan [verzoeker] en aan de geïntimeerden gestuurd. Zij zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. [verzoeker] heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Mr. Verdonk heeft bij journaalbericht van 18 oktober 2016 gereageerd. Het hof zal, zoals ter zitting van 5 september 2016 aangegeven, zonder nadere mondelinge behandeling een beslissing geven in deze zaak.

3.De vaststaande feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1929. Verzoekster is de zus van [verzoeker] . Zij heeft haar inleidend verzoekschrift tot ondercuratelestelling van [verzoeker] op 13 mei 2015 ingediend bij de rechtbank.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [verzoeker] onder curatele gesteld wegens een geestelijke toestand en [de curator] B.V. tot curator benoemd.
3.3
Sinds begin maart 2016 verblijft [verzoeker] op basis van een rechterlijke machtiging in verpleeg-/verzorgingshuis [C] in [A] . Bij beschikking van 15 augustus 2016 heeft de rechtbank Noord-Nederland een machtiging verleend tot voortgezet verblijf als bedoeld in art. 15 Wet Bopz.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Voor zover [verzoeker] klaagt over de wijze van totstandkoming van de bestreden beschikking, in het bijzonder over het niet in acht nemen van de beginselen van hoor en wederhoor, heeft hij thans geen belang meer bij behandeling van zijn klacht. Het hoger beroep dient mede ertoe eventuele omissies of misslagen, die zich hebben voorgedaan in de eerste aanleg, te kunnen herstellen. Hij heeft in hoger beroep de zaak geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd en is in de gelegenheid gesteld zijn inhoudelijke bezwaren tegen de bestreden beschikking kenbaar te maken. Het hof heeft hem - anders dan de rechtbank - gehoord. De klacht van [verzoeker] blijft daarom zonder verdere gevolgen.
4.2
[verzoeker] is het niet eens met de uitgesproken ondercuratelestelling. Hij bestrijdt dat hij in een toestand verkeert waarin hij niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn eigen belangen behoorlijk waar te nemen. Subsidiair stelt hij dat met een onderbewindstelling kan worden volstaan.
4.3
De zus en de curator stellen zich op het standpunt dat de curatele nog steeds noodzakelijk is.
4.4
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a BW kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
4.5
Een onafhankelijk psychiater-beoordelaar van GGZ Friesland heeft in zijn brief van 28 april 2015 het volgende gerapporteerd. Bij [verzoeker] blijkt sprake van een gevorderd dementieel beeld, naar alle waarschijnlijkheid een Alzheimer-dementie, welke bovenop een al levenslang bestaand bijzonder karakter komt. Het geheugen is ernstig gestoord en de cognitieve functies die planning en uitvoering van plannen mogelijk maken zijn ernstig gestoord. Vanwege de dementie leeft hij vrijwel geheel in zijn eigen leef- en betekeniswereld en is hij in het gesprek niet op een gedeelde werkelijkheid te betrekken. [verzoeker] is niet langer in staat voldoende goed voor zichzelf en zijn leefomgeving te zorgen maar laat tegelijkertijd geen bemoeienis toe vanwege afwezig ziekte-inzicht. [verzoeker] geeft gevraagd en ongevraagd geld aan anderen. Voornoemde psychiater acht [verzoeker] wilsonbekwaam ten aanzien van financiële zaken maar ook ten aanzien van behandelbeslissingen, zoals hulp of zorg voor hemzelf of zijn leefmilieu.
4.6
Het hof begrijpt de stellingen van [verzoeker] aldus dat [verzoeker] het niet eens is met deze beschrijving van de GGZ en een deskundigenonderzoek wenst in het geval het hof acht slaat op dat bericht. Nog daargelaten de omstandigheid dat hij niet heeft aangegeven op welke punten en waarom het bericht van de GGZ onjuist zou zijn, de informatie van de curator en de zus wijzen op een zelfde beeld van [verzoeker] . Dit stemt ook overeen met de indruk die het hof bij het horen van [verzoeker] heeft gekregen. Daarop sluit bovendien aan de eerder op 24 juni 2014 door de GZ-psycholoog beschreven diagnose: "duidelijke cognitieve achteruitgang passende bij een beginnende alzheimerdementie met façade gedrag en zorgweren. Er is sprake van geheugenproblematiek, oriëntatieproblemen in tijd, confabuleren, oordeels- en kritiekstoornis. Risico van zelfverwaarlozing, verwaarlozing en gevaar voor omgeving (gaspitten) en gevaar voor misbruik door anderen." Uit de in het geding gebrachte overzicht van de contactmomenten van de curator blijkt duidelijk dat die risico's van verwaarlozing reëel zijn gebleken.
4.7
Het hof acht zich aldus op grond van de stukken en de behandeling ter zitting reeds voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen. Voor het gelasten van een deskundigenonderzoek zoals [verzoeker] heeft verzocht ziet het hof dan ook geen aanleiding.
4.8
Een en ander in onderlinge samenhang, maakt dat het hof ervan overtuigd is geraakt dat [verzoeker] als gevolg van zijn geestelijke toestand zijn financiële en ook zijn andere belangen niet behoorlijk kan waarnemen. Gelet op het ziektebeeld en het normale progressieve beloop daarvan, is er geen grond om aan te nemen dat dat binnen afzienbare termijn (voldoende) verbeteren zal.
[verzoeker] heeft iemand nodig die op alle gebieden in zijn belang kan handelen. De bescherming die uitgaat van de maatregel van curatele is naar het oordeel van het hof op zijn plaats, zodat de nodige sturing kan worden gegeven zowel op vermogensrechtelijk gebied als op immaterieel gebied (verzorging), waarbij nog opgemerkt moet worden dat het hof de bank daarvoor - anders dan [verzoeker] heeft geopperd - niet de aangewezen organisatie acht. Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden volstaan met de minder ingrijpende maatregel van onderbewindstelling. Het hof zal daarom de door de kantonrechter uitgesproken ondercuratelestelling bekrachtigen. Tegen de benoemde curator heeft [verzoeker] geen bezwaar gemaakt zodat het hof die benoeming eveneens in stand zal laten.

5.De slotsom

5.1
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.2
Het hof zal nu het hoger beroep van [verzoeker] niet slaagt, zijn verzoek om de zus in de proceskosten in beide instanties te veroordelen afwijzen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 28 augustus 2015;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, J.G. Idsardi, en H.J. de Ruijter, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma, de griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 15 november 2016.