Beoordeling
1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de WAHV in verbinding met de artikelen 3:41, 6:24, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden.
2. Blijkens de gedingstukken is de bestreden beslissing op 2 september 2015 toegezonden aan [bedrijf 1] te [plaats] , blijkens het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter optredend als gemachtigde van de betrokkene. De beroepstermijn eindigde derhalve op 14 oktober 2015. Het hoger beroepschrift, ingediend door [gemachtigde] , is gedateerd 16 november 2015 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op
17 november 2015 ter griffie van de rechtbank ingekomen.
3. [gemachtigde] heeft in zijn hoger beroepschrift gesteld dat hij als gemachtigde van de betrokkene niet voor de zitting van de kantonrechter is uitgenodigd en dat de beslissing van de kantonrechter pas na herhaald aandringen op 2 november 2015 aan hem is toegezonden.
[gemachtigde] stelt zich op het standpunt dat er sprake is van strijd met het recht op een eerlijk proces, hetgeen moet leiden tot doorbreking van het appelverbod. In een schrijven d.d.
4 april 2016 heeft [gemachtigde] voorts gesteld dat de kantonrechter ten onrechte [X] heeft aangemerkt als gemachtigde van de betrokkene in de procedure.
4. De gemachtigde van de advocaat-generaal heeft zich ter zitting op het (herzien) standpunt gesteld dat, gelet op de inhoud van de aan [X] verstrekte machtiging en de brief d.d. 23 juli 2015 waarbij [X] is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter, geen sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
5. Uit het dossier blijkt het volgende.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is ingesteld door [gemachtigde] . Blijkens de daarbij overgelegde machtiging d.d. 7 januari 2013 machtigt de betrokkene " [Y] B.V., haar medewerkers en door haar aangewezen derden om mij te vertegenwoordigen en alle handelingen te verrichten teneinde geschillen in rechte te bestrijden alsmede al hetgeen daartoe door de gemachtigde noodzakelijk wordt geacht, waaronder het aanwenden van rechtsmiddelen en het opvragen van gegevens, bijvoorbeeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur".
Bij schrijven d.d. 1 juli 2013 heeft [gemachtigde] beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie en daarbij tevens, met verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), gevraagd om nader aangeduide informatie.
Bij schrijven d.d. 19 augustus 2013, gericht aan de CVOM, heeft [X] (hierna: [X] ) "aanvullende gronden bezwaar tegen beschikking 5062542167843833 kenmerk [kenmerk] " ingediend. In dit schrijven deelt [X] mee: "Ik treed op namens cliënt in opgemelde zaak en maak hierbij bezwaar tegen opgemelde kwestie."
Bij schrijven d.d. 12 november 2013 verzoekt de CVOM, cluster Wob, [X] naar aanleiding van diens bezwaar d.d. 19 augustus 2013 een schriftelijke machtiging toe te zenden.
Bij schrijven d.d. 19 november 2013 reageert [gemachtigde] op (onder meer) het schrijven van de CVOM d.d. 12 november 2013 en deelt mee: "Hoewel het mogelijk is dat u de machtiging niet meende te bezitten lijkt me dat gezien de vele tientallen bezwaren en beroepen die reeds bij u lopen u de machtiging van ondergetekende aan [X] wel in uw bezit moet hebben. Bij deze zend ik die dus alsnog toe."
6. Tot de stukken die [gemachtigde] bij voormeld schrijven d.d. 19 november 2013 naar de CVOM stuurt behoort de hiervoor onder 5 aangehaalde machtiging van de betrokkene aan [Y] B.V. alsmede een door [gemachtigde] ondertekende machtiging gedateerd 17 juni 2013. Deze houdt in, voor zover van belang:
" [gemachtigde] machtigt hierbij mr. drs. [X] h.o.d.n. [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] (…) om hem te vertegenwoordigen en alle handelingen te verrichten teneinde geschillen in rechte te bestrijden alsmede al hetgeen daartoe door gemachtigde noodzakelijk wordt geacht, waaronder het aanwenden van rechtsmiddelen en het opvragen van gegevens, bij voorbeeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (…). Voor elke uit te voeren rechtshandeling zal vooraf met ondergetekende overleg worden gepleegd."
7. Bij schrijven van de griffier van de rechtbank d.d. 23 juli 2015, gericht aan [X] , wordt deze uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter d.d. 25 augustus 2015.
8. Gelet op de inhoud van de door de betrokkene aan [Y] verstrekte machtiging d.d. 7 januari 2013, en de daarbij ruim omschreven kring van gevolmachtigden, alsmede de inhoud van de door [gemachtigde] verstrekte machtiging d.d. 17 juni 2013 aan [X] , kon de kantonrechter [X] redelijkerwijs aanmerken als de in die fase van de procedure namens de betrokkene optredende gemachtigde. Dat de inhoud van het schrijven van [X] d.d.
19 augustus 2013 mede betrekking heeft op de gelijktijdig aanhangige bezwaarprocedure op grond van de Wob doet daaraan niet af, nu uit de stukken blijkt dat deze werkwijze niet ongebruikelijk is bij beide rechtsbijstandsverleners. De onduidelijkheid die daardoor kan ontstaan komt derhalve voor hun rekening en risico.
9. Uit het voorgaande volgt dat de gemachtigde [X] op de bij artikel 12, eerste lid, van de WAHV, voorgeschreven wijze is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter. Nu de beslissing van de kantonrechter op 2 september 2015 is toegezonden aan [X] , is deze op de bij artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze bekend gemaakt.
Overigens mag worden aangenomen dat [gemachtigde] door [X] in overeenstemming met de machtiging d.d. 17 juni 2013 is geïnformeerd over het verloop van de procedure bij de kantonrechter.
10. Gelet op het voorgaande is het hoger beroep niet binnen de wettelijk gestelde termijn ingesteld en worden de door [gemachtigde] aangevoerde omstandigheden niet aangemerkt als omstandigheden die tot verschoonbaarheid van dat verzuim kunnen leiden.
Nu het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard bestaat geen grond voor toekenning van de gevraagde proceskostenvergoeding.